Zoals beloofd in het eerste artikel in de serie over macrofotografie, gaat dit tweede artikel over scherptediepte. Scherptediepte op zich, voor diegenen die het niets zegt, heb ik in dit artikel al een keer behandeld.
Kort samengevat:
Scherptediepte is de afstand waar de camera/lens een scherpe opname maakt.
Er gelden twee principes:
Maar terug naar de principes. Een goede lens is niet alleen optisch van grote klasse, maar ook bijna altijd heel lichtsterk. Het kenmerk van macrofotografie is dat het op geringe afstand plaatsvindt. Deze twee factoren versterken elkaar en het resultaat is dan ook een zeer beperkte scherptediepte.
Voorbeeld? Mijn gloednieuwe aanwinst is een Nikon 105 mm Micro-Nikkor f/2.8 objectief.
![]() |
f/11, 1/250e sec., afstand 40 centimeter.
Genomen vanuit de hand, in de achtertuin.
Een gewone vlieg die op mijn plantenbak zit.
|
En hier was het diafragma al naar f/11 geknepen. F/11! Ik gebruik dat bij andere vormen van fotografie bijna nooit. Dat betekent dat er ten opzichte van de maximale opening bij f/2.8 nog maar een fractie van het licht doorgelaten wordt, 4 hele stops minder, nog slechts 6% van het beschikbare licht.
Bij f/16 is de scherptediepte 7 mm.
Bij f/22 is het dan eindelijk 1 cm. Maar is dat nog een realistische/werkbare waarde?
De uitdaging is duidelijk: de macrofotograaf wil een zo klein mogelijk diafragma (groot f-getal) om een werkbare scherptediepte te krijgen. Aan de andere kant wordt de hoeveelheid beschikbaar licht op deze manier zo beperkt dat er een langere sluitertijd nodig is.
ISO verhogen dan? Nee, zo laag mogelijk houden juist. Het gaat bij macrofotografie juist om uitvergrotingen van de werkelijkheid en dan is ruis erg zichtbaar.
Maar er zijn oplossingen!
- Gebruik een statief. Dit ligt voor de hand. Als de sluitertijden zo lang worden dat het onmogelijk wordt uit de hand nog een trillingsvrije opname te krijgen, dan is een statief een prima oplossing. Natuurlijk is dat sterk afhankelijk van het onderwerp en de situatie. Fotografeer je insecten overdag dan zullen ze niet stil blijven zitten terwijl jij met je statief bezig bent. Maar voor een hele reeks onderwerpen is het prima. Weet ook dat veel bloemen die in extreme close-up vastgelegd worden in een studio zijn gekiekt, vanaf statief. Dan is er absoluut geen wind die de blaadjes kan laten bewegen en is een sluitertijd van een paar seconden geen bezwaar.
- Probeer het onderwerp in een plat vlak te krijgen. Mijn 1 Euro munt uit het eerst artikel over macrofotografie is een goed voorbeeld. Wie kritisch naar die opname kijkt ziet dat de houten tafel waar de munt op ligt al onscherp is! In de natuur kan dit ook: een insect op de zijkant fotograferen, dan krijg je veel meer scherp dan in mijn frontale opname van de vlieg.
- Stel handmatig scherp. Dit is om twee reden belangrijk. Ten eerste luistert macrofotografie zo nauw dat de autofocus vaak niet goed genoeg is. Ten tweede: het scherptedieptegebied ligt voor ongeveer de helft vóór het actieve scherpstelpunt. Zonde, op die manier mis je een paar kostbare millimeters.
- Gebruik de scherptedieptecontroleknop. Deze zit op veel toestellen rechts naast de lens. Het zoekerbeeld verandert zodra de knop ingedrukt wordt en nu kan het resultaat van de opname goed ingeschat worden, de scherptediepte is realistisch in de zoeker.
- Gebruik een compactcamera. Ik raad niet aan om een mindere kwaliteit camera te gaan gebruiken, maar het is wel makkelijker. Juist dankzij de veel kleinere sensoren is het makkelijker om een scherpe opname te krijgen van een klein onderwerp dichtbij.
![]() |
f/16, 1/125 seconde, afstand ca. 40 cm. Uit de hand. |
Bedankt weer voor het lezen, tot een volgende keer!
Robert van Brug