maandag 28 november 2011

Diafragma en sluitertijd

Vandaag de absolute basis van de fotografie: diafragma en sluitertijd. Essentieel om te weten voor iedere fotograaf.

Om goed te begrijpen wat een camera doet, eerst de theorie. Een camera vangt met de lens licht dat binnenkomt op de beeldsensor en vertaalt dit in een digitaal beeld. In een lens zit een diafragma, niets anders dan een opening die groter en kleiner gemaakt kan worden. Als deze opening groter is valt er meer licht op de sensor en wordt het beeld lichter. Als de sluiter, denk aan luxaflex die voor de beeldsensor zit,  langer open is geldt hetzelfde: meer licht op de sensor levert een lichter beeld op.
De grootte van de opening van het diafragma noemen we verwarrend genoeg: diafragma. Hoe tijdsduur dat de sluiter openstaat heet sluitertijd en wordt uitgedrukt in seconden.

Nu lijkt het dat je twee middelen hebt om een beeld lichter of donkerder te maken, maar dat is niet zo: diafragma en sluitertijd hebben een verschillende functie, dat is voor een andere keer, maar eenvoudig gezegd moet de camera de sluiter snel genoeg sluiten om het beeld te bevriezen, anders treedt er bewegingsonscherpte op en dat is meestal ongewenst. Een gebouw kan met een lange sluitertijd prima vastgelegd worden, maar de auto's die ervoor langsrijden zullen dan bewogen zijn.

De hoeveelheid licht die wordt doorgelaten wordt uitgedrukt in stops. Een stop meer licht wil zeggen: twee keer zoveel licht wordt doorgelaten. Een stop minder is half zoveel licht.

Eerst sluitertijd:
Met een sluitertijd van 1/100e seconde wordt tweemaal zoveel licht doorgelaten als bij 1/200e seconde want de sluiter staat tweemaal zolang open. Simpel, toch?

Welke sluitertijd je moet kiezen hangt van een paar dingen af. Allereerst je onderwerp: het stilstaande gebouw of een langsrazende auto leveren heel andere waarden op. Maar er is ook nog zoiets als bewegingsonscherpte door de fotograaf. Tenzij je de camera op een statief zet zal deze in je hand altijd trillen. Bij een lange lens (grote zoomlens of telelens) heb je hier meer last van. Vuistregel: de sluitertijd moet gelijk zijn aan 1 gedeeld door de brandpuntsafstand. Bij een 50 mm-lens moet je dus 1/50e seconde kiezen of sneller. Bij een 300 mm lens al 1/300e seconde. Dan heb je dus ook meer licht nodig om dat te compenseren!

Nu diafragma.
Diafragma is moeilijker. Dit heeft te maken met de berekening van de grootte van de opening, maar ik zal niet op de achterliggende wiskunde ingaan, laten we het leuk houden. Er is een reeks die een fotograaf moet kennen, en die is:

1 / 1,4 / 2 / 2,8 / 4 / 5,6 / 8 / 11 / 16 / 22 / 32 / enzovoort.

De lichtgevoeligheid van een lens wordt uitgedrukt met het zogenaamde diafragmagetal (f) en dat is vaak een getal uit bovenstaande reeks, bijvoorbeeld f/5.6.
Een lager getal wil zeggen gevoeliger voor licht. Eén stop lager getal is twee keer zo lichtgevoelig, in dit voorbeeld dus f/4 is 2 keer zo lichtgevoelig als f/5.6.
f/2.8 is 2 keer 2 zo lichtgevoelig, dat is dus 4 keer. Dat is verwarrend omdat 5,6/2,8 2 is en niet 4. Het is echter niet anders.

Een lens met een grotere maximale opening = kleiner f-getal noemen we snel. Standaard voor professionele zoomlenzen (70-200 mm bijvoorbeeld) is 2.8. Een dergelijke lens is 4 keer zo snel als een standaard lens (f5.6) die vaak bij camera's geleverd wordt, de zogenaamde kitlens. Hij is ook een stuk duurder, groter en zwaarder. Naast deze nadelen en de snelheid is een dergelijke lens degelijker gemaakt én optisch veel beter: er treedt minder vertekening op.

Het diafragmagetal wat op een lens vermeld staat geeft de grootste opening van het diafragma aan, in mijn voorbeeld f/5.6, maar je kunt het diafragma ook kleiner maken waardoor het bijvoorbeeld f/8 wordt ook al kan de lens f/5.6 aan. Voor de volledigheid: andere diafragmagetallen zijn ook mogelijk, bijvoorbeeld 1,8 / 3,3 / 4,8 / 6,7 / 7,1 / 9,5 / 13 / 19. Ik noem ze omdat op veel spiegelreflexcamera's deze waarden ingesteld kunnen worden, maar onthoudt ze niet alsjeblieft, onthoudt alleen de reeks hiervoor, die is belangrijk.

Tijd voor wat rekenwerk om er gevoel bij te krijgen: stel, ik maak een opname bij f/8 en 1/100e seconde. Ik bekijk het resultaat achterop mijn camera en het is niet goed: er zit duidelijk bewegingsonscherpte in. Ik besluit te proberen de sluitertijd te halveren, naar 1/200e. Welk diafragma moet ik dan kiezen om dezelfde hoeveelheid licht door te laten? Precies: f5,6.
Ga ik in dit voorbeeld naar 1/400e seconde omdat het beeld bewogen blijft, dan moet het diafragma  naar f/4. Stel dat bij deze waarden (f/4 en 1/400e) het beeld mooi bevroren is, maar het beeld oogt nog wat donker, dan kun je dus niet de sluitertijd verlagen, maar wel het diafragma verder vergroten zodat deze meer licht gaat doorlaten, je zou op f3.3 bij 1/400e uit kunnen komen.

Nu hoor ik sommigen al zeggen: "Ik snap het wel, maar ik stel dat helemaal niet in, dat doet de camera zelf en dat gaat prima!" Dat begrijp ik. Bij 99% van alle compactcamera's kun je dit ook helemaal niet instellen en het gaat meestal goed, gelukkig maar. Bij spiegelreflexcamera's kun je ook op de auto-stand foto's nemen, maar zo'n camera biedt veel meer mogelijkheden. Dan heb ik het met name over de P, S, A en M-stand (bij Nikon, of P, Tv, Av, M bij Canon).

Ik heb het nadrukkelijk niet over een instelling voor macro, portret, landschap, sport, vuurwerk, onderwater, enzovoort. Geen enkele professional gebruikt die en de meeste ervaren amateurs ook niet. Zelf maak ik alle foto's met de P, S, A of M-stand. Geen uitzonderingen. Waarom? Omdat het betere foto's oplevert! En zo moeilijk is het nou ook weer niet, maar je moet je er wel een beetje in verdiepen. Hopelijk helpt dit blog hierbij ;-)

Tot een volgende keer!

Robert van Brug

dinsdag 22 november 2011

Kinderfoto's: DE tip!

Vandaag een onderwerp waar heel veel mensen foto's van maken. Sterker nog: er worden zelfs heel veel camera's speciaal hiervoor gekocht: kinderen. Vandaag 1 tip om direct een heel stuk betere foto's van je kinderen te maken.

Hier een voorbeeld van een kiekje zoals veel mensen die maken:


Dit is mijn dochter Eline, 9 jaar, foto van vanochtend vlak voordat ze naar school ging. 
En voor de eerste keer met bril, spannend. 

Terug naar de techniek: deze foto is vanaf mijn ooghoogte genomen terwijl ik dichtbij stond. Eline staat er goed op, lacht leuk, bril is in beeld, enzovoort. Maar v.w.b. perspectief klopt er helemaal niets van! Het beeld is sterk vertekend, de voeten zijn erg klein, dit is niet goed. Ik heb ook nog opzettelijk een stukje voet niet in beeld genomen en allerlei troep op de achtergrond wel in beeld om het nog wat erger te maken.

Heerlijk, slechte foto's maken, ik krijg er echt lol in! Maar toch een herkansing:


Deze foto klopt veel beter. Hierbij heb ik de camera op Eline's ooghoogte gebracht. En verder een beetje rustiger achtergrond, maar dat is het dan ook. Geen vertekening in beeld, veel rustiger en het allerbelangrijkste: er is nu contact. Dit kan iedereen, met elke camera!

TIP: breng de camera op ooghoogte v/h kind dat je fotografeert.

Dus ja, bukken, door de knieën, ga liggen als het moet, maar je moet zakken als je je kinderen er leuk op wilt hebben staan en dat willen de meeste ouders toch. En buiten moet dit ook, ook als het nat is, ga bijvoorbeeld op je hurken zitten.

Een aantal mensen zullen de eerste foto van Eline grappig vinden. Het mag natuurlijk ook wel, maar doe het dan af en toe, opzettelijk, om een leuk effect te bereiken en maak verder goede foto's.  Andersom geldt die grappige perspectivistische vertekening trouwens ook: kinderen die hun ouders fotograferen (of normale mensen professionele basketbalspelers) richten omhoog. Het is niet flatteus om van onderaf gefotografeerd te worden (je kijkt van onder tegen de kin aan en recht de neus in) dus ga ergens opstaan om dat effect te voorkomen. Of iets verder weg met een telelens, dat helpt ook.

Op naar betere kinderfoto's, veel plezier ermee, tot de volgende tip.

Groetjes, Robert


maandag 21 november 2011

Teleconverters

Uit de lijst mogelijke onderwerpen kies ik vandaag voor teleconverters. Dit is altijd onderwerp van discussie, zeker onder vogelfotografen. Met dit onderwerp zal ik diep gaan, dus iedereen die hier niets mee heeft: het volgende artikel zal weer een stuk toegankelijker zijn.

Vogelfotografie brengt de volgende uitdaging met zich mee: probeer kleine objecten vast te leggen die zeer beweeglijk zijn, niet meewerken en te ver weg zitten. Wat doe je dan? Je koopt een telelens. Zelf heb ik een tijdlang opnames gemaakt met een 70-300 mm VR II zoomlens van Nikon. Dit is een relatief goedkope lens (350 Euro) waarmee het bereik behoorlijk is. Het zoomgedeelte was aan mij nauwelijks besteed: ik maakte alle opnamen op 300 mm. En bekend is dat zoomlenzen op de uiterste waarden niet optimaal meer presteren. Ook is dit objectief niet heel lichtsterk (f5.6 @300mm).

Maar 300 mm is niet genoeg, ook niet op een camera met een 1.5 cropfactor. Maar langere lenzen zijn duur. Heel erg duur. En vreemd genoeg zit er bij Nikon niets tussen. Canon heeft bijvoorbeeld een 100-400 mm zoomobjectief en een 400 mm prime f4 én een f5.6-versie.
Nikon heeft alleen een oude 300 f4, zonder vibration reduction. Daarboven zitten dan de superlenzen: 300 f2.8, 400 f2.8, 500 f4 en 600 f4. Onbetaalbaar (vanaf 5000 euro) en onhandelbaar (tussen 3 en 5 kilo per stuk en erg groot).

Een voordeel van een grote snelle prime lens naast de kwaliteit is dat er een teleconverter oppast. Dit vergroot het bereik van de lens, is niet onbetaalbaar en is makkelijk mee te nemen.
Er zijn normaliter drie types converter: 1.4, 1.7 en 2.0. Een 1.4 verlengt de brandpuntsafstand met een factor 1.4 (300 mm wordt 420 mm) en zo is het ook met de anderen. Nadeel: je verliest lichtgevoeligheid. De 300 mm 2.8 waar ik mee rondzeul, verliest met een 1.4 converter 1 stop. Het wordt een 420 mm f4.
Met een 1.7 converter is het verlies 1.5 stop (510 mm f4.8). Met een 2x converter 2 volle stops (600 mm f5.6).
Een 300 mm lens met 2x converter heeft lichtsterkte 5.6
Een 600 mm lens zonder converter heeft lichtsterkte 4. Dat is twee keer zo lichtsterk, maar ook 1.5 kg zwaarder, een stuk lomper en zo'n 2000 euro duurder.
Bovendien mag een 300 mm 2.8 lens nog mee in de handbagage in het vliegtuig, is nog uit de hand te gebruiken, en is zonder converter ook nog als 300 mm lens bruikbaar! De keuze lijkt eenvoudig.

Maar er is meer. Als je een 300 mm 2.8 met een 2x converter gebruikt, zoals ik doe, kun je op diafragma 5.6 met goed fatsoen geen foto maken. Er moet nog gediafragmeerd worden, bij voorkeur naar minimaal f8 voor een goede scherpte. Ten opzichte van de zo duur verkregen 2.8 lichtsterkte wordt 75% ingeleverd door er een teleconverter op te schroeven, dat is enorm!
Die 600 mm lens werkt wel goed op f4. Kijk voor een vergelijk eens op de volgende site. Dit zijn wel extreme details waar je hier naar kijkt, maar toch maakt dit duidelijk wat een converter doet met de scherpte van je lens. Deze site is makkelijk om te simuleren wat een goede scherpte gaat opleveren. Zo heb ik uitgezocht dat mijn lens met een 2x converter op minimaal f8 moet staan (en niet op f5.6). En met een 1.4 converter op f5.6 (en niet op f4). Houd er wel rekening mee dat de scherpteresultaten op de site berekend zijn, in werkelijkheid zal het toch weer net iets anders zijn.
Het is ook goed te realiseren dat geen enkele lens op het maximale diafragma erg scherp is. Mijn 300 2.8 knijp ik altijd een beetje af, als is het maar naar 3.3, dat scheelt al.

Deze site is tevens bruikbaar om lenzen te vergelijken en te testen zonder er vele duizenden euro's tegenaan te hoeven gooien. Ook vergelijkingen tussen merken worden zo makkelijk.


Hierboven een Zwarte Ruiter, gefotografeerd met de 300 mm 2.8 en 2x TC III op diafragma 5.6 (ISO 250, 1/1000e sec.). Ik vind het zeker geen slecht plaatje, maar de absolute scherpte ontbreekt.


Deze krombekstrandloper is op f/8 geschoten: een scherper plaatje (ISO 400, 1/750e sec.). Als je het verschil niet ziet: kijk naar de details in de veren. Hij stond ook dichterbij, maar is ook een stuk kleiner, ik denk dat het een eerlijk vergelijk is.

Tenslotte de vraag is een converter al dat gedoe wel waard? Je levert 75% v/d snelheid van je lens in en betaalt daar ook nog voor. Veel fotografen, zeker vogelfotografen gaan overstag "om de vogels zo dichterbij te kunnen halen". Dat is echter een illusie! Je haalt de vogels helemaal niet dichterbij, ze komen groter in beeld en dat is heel iets anders. Er zit nog steeds veel lucht tussen de lens en het object, met daarin luchtvervuiling en mogelijke trillingen in geval van hete lucht. Die vogel op 100 meter afstand zal dus ongeacht de lens nooit ragscherp in beeld komen. Met een langere lens, of lens met converter komt ie wel groter in beeld, maar dat is het dan ook. Wil je een echt goede opname dan zul je dichterbij moeten proberen te komen. Ben je eenmaal dichterbij (ik hou maximaal 30 meter aan voor echt geslaagde foto's) dan wordt het scherp. Zet er dan nog een converter tussen voor nog meer detail:


Afrikaanse Bonte Kwikstaart, op minder dan 8 meter, met 300 mm + 2x TC en diafragma f/8. En deze foto is bewerkt voor internetpublicatie, er zit nog meer detail in.

Samenvattend:
  • kom zelf dichtbij je onderwerp om een goede opname te kunnen maken
  • prime-lenzen zijn beter dan zoom-lenzen
  • een converter haalt je onderwerp niet dichterbij, het komt alleen maar groter op de foto
  • diafragmeer je lens voor meer scherpte, ook zonder converter.
  • diafragmeer nog meer met converter
Veel plezier met deze tips, hopelijk hebben jullie er iets aan.

Robert






maandag 14 november 2011

Neem veel foto's

Hoe krijg ik betere foto's?

Dat is een vraag die veel gesteld wordt en waarschijnlijk worstelt iedere fotograaf ermee.

Er zijn veel dingen die je kunt doen om de kwaliteit van je foto's te verbeteren. Zoals: investeer in betere apparatuur, oefen meer, vraag het een kennis die het al langer doet, ga naar een cursus fotografie, lees een boek met tips geschreven door een bekende fotograaf, lees mijn blog, enzovoort. Alle zaken uit deze opsomming helpen, de een wat meer dan de ander. Zo adviseer ik om het langst te wachten met betere apparatuur aan te schaffen. Een van de zaken die het makkelijkste kan is: neem meer foto's en daar ga ik het vandaag over hebben.

Vroeger, in het analoge tijdperk van de filmrolletjes, ontwikkelen en afdrukken, was een foto maken vrij kostbaar. Nu, in het digitale tijdperk, kost dat bijna niets meer. De tip van de dag is dan ook: maak veel foto's. Het verbaast mij altijd weer als ik een groepje toeristen bij een bezienswaardigheid welgeteld 1 foto zie maken. Als die ene foto niet goed is, wat dan? Je gaat toch niet terug? Maak er dus meer dan een. Veel meer. Te weinig is zonde, teveel is niet erg.

Nu kun je op twee manier veel foto's nemen, nl. slim en zonder er bij na te denken. Dat laatste gebeurt in dit filmpje. Op een slimme manier veel foto's nemen werkt heel anders:
  1. maak een paar foto's en 
  2. kijk vervolgens op het schermpje achterop je camera naar het resultaat. 
  3. bedenk wat je anders had moeten doen en
  4. doe dat vervolgens.
  5. herhaal stap 2 t/m 4 tot je tevreden bent
Denk hierbij ook eens aan het wijzigen van de compositie, andere belichting, ander camerastandpunt, met flits ipv zonder flits en ga door met veranderen totdat je niets meer kunt bedenken. De kans dat er een foto bijzit die boven de middelmaat uitsteekt is zojuist vele malen groter geworden.

Er zitten een paar nadelen aan deze manier van werken. Logischerwijs krijg je zo heel veel foto's. Die moeten wel op je geheugenkaartje passen, maar die zijn zo goedkoop geworden, dat kan het probleem niet zijn. Persoonlijk vind ik het erger dat je die allemaal moet uitsorteren. Als laatste nadeel kan ik noemen dat het sluitermechanisme in de meeste camera's 'slechts' 150.000 kliks meegaat. Voor de goede orde: dat is 100 foto's per dag, iedere dag, ruim 4 jaar lang. Dat lijkt me dus nauwelijks een beperking.

Het uitsorteren is dus het grote nadeel. Bijvoorbeeld: ik ben op fotoreis geweest naar Malawi en heb daar circa 8000 foto's gemaakt. Hiervan heb ik er ter plaatse 's avonds al veel weggegooid en ik kwam met ongeveer 4000 foto's thuis. Wees echter voorzichtig met het beoordelen van foto's op basis van het kleine beeldschermpje. Als je zeker bent weggooien, anders niet.
Van deze 4000 gingen er al vrij snel nog eens 3000 de digitale prullenbak in, maar die heb ik allemaal op de computer bekeken. 1000 over, nog steeds veel, maar nu wordt het lastig. Ik probeer van alles wat ik heb vastgelegd de 2 beste foto's over te houden. Vervolgens begint de fase van het bewerken van de foto's. In mijn voorbeeld heb ik 127 foto's nabewerkt, dat wil zeggen dat ik er tussen de 1 en de 2  van iedere 100 opnames heb overgehouden. Bij vogelfotografie een vrij normale score, maar ook bij model- en straatfotografie is dit redelijk gangbaar. 127 is niet veel als je uitgaat van 8000, maar bezoek wil niet 127 foto's van je reis zien, zeker niet als daarvan 125 met vogels zijn. Maak dus een topselectie van 10 stuks en je bent klaar. Deze 10 zouden als het een beetje klopt allemaal een hoog wauw-gehalte moeten hebben.

Tot een volgende blog,

Robert



donderdag 10 november 2011

Duurtest

Ik heb de smaak te pakken: het vierde blog in vier dagen. Dit keer niet over fotografie, maar over de apparatuur: hoe stevig zijn de moderne camera's? Het zou te ver gaan en te duur worden om dat zelf te gaan testen, bovendien is het al gedaan, dus met dank aan de jongens en meisjes van www.digitalrev.com, hierbij de links naar hun video's op Youtube. In het Engels, maar dat zal geen probleem zijn, bovendien spreken de beelden voor zich.

Blijven kijken: het wordt gekker en gekker. Geniet, leer, sta versteld en wees zelf toch maar heeeeel zuinig op je eigen camera!

Deel 1

Deel 2

Tot de volgende keer, Robert

woensdag 9 november 2011

Belichten

Niveau: gevorderde
Belichten, bibliotheken zijn erover volgeschreven. Vandaag een korte uitleg over wat het is, de techniek erachter en hoe je ermee om moet gaan. En een voorbeeld hoe het niet moet!

Wat is 't?
Het kan twee dingen zijn: 1. belichten van een onderwerp met lampen en/of flitsers. 2. de belichtingsopties op de camera zo instellen dat het onderwerp er zo goed mogelijk opstaat. Ik heb het hier over het laatste van de twee.

Welke techniek zit erachter?
als je met de camera op een onderwerp richt kaatst er licht van dat onderwerp op de beeldchip in je camera. Dit licht wordt doorgemeten door de camera en de camera stelt zich hierop in. De truc is, dat de camera van een gemiddelde waarde uitgaat, hij verwacht een gemiddeld beeld en zal zich dan ook zo instellen. Dit is ook logisch, de camera moet toch iets? En meestal is dat ook goed, maar niet altijd!
Wat zal er gebeuren, als je iets probeert te fotograferen dat voornamelijk heel licht van kleur is, zoals bijvoorbeeld witte vogels? Je raadt het al: dat gaat niet goed. De camera, met z'n gemiddelde instelling meet het beeld, ziet wel een lichte vogel, maar ook een donkere achtergrond, middelt dat en hop: het beeld wordt té licht. Gevolg is dat de vogel zgn. uitgebeten wit vertoont wat wil zeggen dat er geen enkele doortekening meer inzit, het is een wit vlak geworden. Hier een voorbeeld:


Deze steenloper zat heerlijk te badderen wat een spectaculair beeld oplevert met rondvliegende waterdruppels. De vogel is voornamelijk wit, de achtergrond is vooral donker. Hoewel het een mooi plaatje oplevert is de vogel uitgebeten wit. Leuke foto, maar geen hele goede foto en dat is balen als je hiervoor een heleboel moeite hebt gedaan en er thuis pas achterkomt. Zoals ik.

Hoe ga je ermee om?
Het makkelijkste is om de belichtingsinstelling te wijzigen. Je kunt op bijna iedere camera, ook de compactcameraatjes, de belichting instellen middels de +/- knop. Pak desnoods die handleiding er toch nog even bij. Een van de grote voordelen van digitale fotografie is dat het resultaat van je inspanningen direct zichtbaar zijn. Dus als je op het schermpje ziet dat het uitgebeten wit is geworden, dan moet je iets onderbelichten (- dus), dan wordt de foto gemiddeld iets donkerder, net zolang totdat er detail in het wit zit.
Omgekeerd is ook waar: een zwarte kraai op een hagelwit strand: overbelichten! Anders wordt het geheid een zwarte vlek.

Kan ik nog meer doen?
Ja, dat kan, maar alleen met de wat serieuzere camera. Het heet RAW. Achtergrond: als je dit niet gebruikt gebeurt het volgende: je maakt een foto, de camera analyseert het beeld, zal dit zelf gemiddeld bewerken (beetje contrast verhogen, kleur bijstellen, beeld verlevendigen, verscherpen, enzovoort) en het resultaat op je geheugenkaart wegschrijven als JPEG (extensie: .jpg). Nogmaals: meestal doet de camera het goed, maar als het onderwerp extreem licht of donker is gaat het fout. Dit is allemaal niet zo'n groot probleem, maar als je in JPEG foto's maakt gooit de camera na het zelf bewerken alle niet gebruikte informatie weg. En dat is veel, zo ongeveer de helft. Zonde natuurlijk. Voordeel is wel dat er meer foto's op je geheugenkaart passen.
Als je de camera instelt op RAW (.CR2 extensies bij Canon, NEF bij Nikon) dan wordt er niets bewerkt en niets weggegooid. Alle informatie blijft beschikbaar. Groot nadeel: je kunt niets met RAW-bestanden, deze moet je verder bewerken in daarvoor bestemde software zoals Capture NX2 van Nikon, of Paint Shop Pro, of, de bekendste: Photoshop van Adobe. Het is dus veel meer werk, maar je kunt er ook veel mee. Photoshop bevat bijvoorbeeld een herstelmogelijkheid (recovery slider) waarmee je verloren gegaan detail terug kunt halen, het is net toveren. Dit gaat best ver, maar er zitten grenzen aan, bij sommige foto's, zoals de steenloper hierboven, is het wit zó uitgebeten dat er geen redden meer aan is, ook al is dit een RAW-opname. Onderstaand een voorbeeld van wat nog net goed ging:


De linkervleugel van deze ralreiger was puur wit geworden, maar na wat Photoshopmagie zit er weer doortekening in het verenkleed. Voor de kenners: de linkervleugel heb ik 4 stops onderbelicht, dat is extreem, maar het werkt, nog net.

Beter is natuurlijk om goed te belichten en Photoshop niet nodig te hebben. Maar soms is er plotseling iets moois te zien en is er geen tijd om allerhande instellingen te gaan aanpassen, zoals bij deze reiger.

Tenslotte: wat moet je doen bij een zwart/witte vogel? En die zijn er veel! Bijvoorbeeld: kieviten, meerkoeten, de meeste meeuwensoorten, zwanen en ooievaars. Om heel eerlijk te zijn: dat lukt niet. Althans, niet zolang de zon er lekker op schijnt. Dan wordt de foto of onder- of overbelicht of allebei tegelijk. De huidige camera's hebben niet een dermate groot dyamisch bereik dat ze hiermee om kunnen gaan. De enige oplossing dan is wachten op minder licht. Bewolking, dat filtert enorm veel zonlicht weg, of nog beter: het licht van de opkomende of ondergaande zon, dat is veel minder krachtig en ook nog warmer van kleur waardoor de foto's sowieso al mooier worden.


Deze lepelaar toont zowel in de witte als in de zwarte delen veel detail. Hij is midden overdag gemaakt dus het was hier bewolkt wat ook te zien is aan de afwezigheid van een schaduw. Voor veel vogelfotografen is (sluier)bewolking een zegen!

Ik heb nu het verhaal toegespitst op vogels, maar het geldt natuurlijk voor alle vormen van fotografie.

Samenvattend, de tips van de dag:

  1. blijf kijken naar de de foto's die je genomen hebt. Zodra je details mist ga je onder- en overbelichten. Ook op compactcamera's.
  2. Indien mogelijk: maak alle foto's in RAW. Dit levert meer werk op, maar ook veel meer vrijheid en het is het echt waard. Veel camera's kunnen zelfs alle foto's als JPEG én als RAW opslaan, dan heb je het beste van 2 werelden, kost alleen meer geheugenruimte. Bovendien biedt fotograferen in RAW meer voordelen, maar die zijn voor later.
Tot de volgende keer, Robert

dinsdag 8 november 2011

Nachtfotografie

No flash, please!

gisteren voor het eerst een blog geschreven en al direct wat volgers en enthousiaste reacties, leuk! Ik ga mijn best doen om er weer iets leuks van te maken.

Gisteravond ben ik het centrum van Eindhoven ingetrokken waar het jaarlijkse GLOW-festival aan de gang is. Dit gratis toegankelijke evenement wordt inmiddels voor de zevende keer gehouden en vorig jaar waren er ondanks het zeer slechte weer 250 duizend bezoekers. Maar wat is 't? Door middel van grote projectoren en andere lichtbronnen (LED's, gloeilampen, TL-balken: alles kan) wordt lichtkunst gemaakt. De ene keer is dat een hele eigen creatie, de andere keer wordt een bestaand gebouw gebruikt om iets op te projecteren. Sommige objecten zijn grappig, andere mooi en weer andere zijn ronduit spectaculair. Voor de fotograaf is dit een buitenkans!

Maar het levert ook een fotografisch probleem op: voor fotografie is licht nodig en hoewel het object iets met licht heeft, is het verder vooral heel erg donker. Hoe lost de gemiddelde hobbyfotograaf dat op? Jawel, flitsen! Dat ding zit er niet voor niets op, toch?

Bij deze een pleidooi om goed na te denken of je moet flitsen. Een flitser heeft altijd een beperkt bereik. Bij kleinere camera's is dit een paar meter. Bij grote zgn. reportageflitsers voor op een spiegelreflexcamera is dit natuurlijk meer, maar dan nog maar 30-60 meter. Wat schetst mijn verbazing gisteravond? Ik heb denk ik wel honderd mensen gezien die een heel groot gebouw, ver weg, willen fotograferen met flits. En ja, ook mensen met dure spiegelreflexcamera's! Kansloos, mission impossible.


Hier weer twee foto's die in elkaar geschoven zijn. De linkerhelft is zonder flitser gemaakt, de rechterhelft met. Aan de rechterzijde zijn de eerste lampenkappen nog zichtbaar, daarna is alles te donker. In de linkerhelft zit veel meer diepte en een prettigere sfeer.

Hoe moet het dan wel? Camera op statief, flitser uit (kan op ieder toestel) en een lange sluitertijd kiezen. Op de betere camera's kan dit allemaal ingesteld worden, maar een instapcamera zal bij gebrek aan flitslicht zelf een langere sluitertijd kiezen, prima dus. Dat statief is om trilling te vookomen. Het is niet mogelijk om een camera een seconde helemaal stil te houden. De truc zit in het woordje 'helemaal'. Als je het helemaal goed wilt doen mag je de ontspanknop niet eens aanraken, want dat veroorzaakt ook trilling. Dit is op te lossen met een afstandbediening, voor rond de 3 euro te koop via internet. Met een compactcamera werkt dit niet, maar dan maar heel voorzichtig het knopje induwen.

"Ja", hoor ik nu mensen protesteren, "dat is makkelijk gezegd, en wat nu als er beweging is? Die lampekappen hangen mooi stil. Wat nu als er beweging is, het is donker en ik wil niet flitsen, wat dan?" In dat geval kun je alleen nog de ISO-waarde omhoog draaien. Hiermee regel je de lichtgevoeligheid van de sensor.


Deze ballonnen zaten aan een snoer en hadden een totale lengte van ca. 100 meter. Dit bewoog enorm in de wind. Toch heb ik niet geflitst, dan zou je alleen de eerste paar balonnen goed hebben kunnen zien. Ik heb de ISO verhoogd naar 800, 4 keer zoveel als normaal, waardoor ik een veel snellere sluitertijd (1/15e seconde) kon gebruiken. En een statief heeft natuurlijk geen zin als die ballonnen zo bewegen. ISO-instellingen zitten ook op iedere compactcamera die ik heb gezien, dus iedereen kan dit. Iedere fotograaf met verstand van zaken zal zeggen dat ISO verhogen ook betekent meer ruis in je opname, dat klopt, maar liever een geslaagde opname met meer ruis dan een ruisvrij bewogen beeld, toch?

Tenslotte: wat nu als je toch een veel kortere sluitertijd nodig hebt? Bijvoorbeeld een sporter die je mooi scherp wilt vastleggen, maar er is weinig licht, zoals in veel sporthallen. Er zijn diverse opties:
  1. Koop een snellere lens, één die heel lichtgevoelig is. Dit is erg duur (denk aan minimaal 1000 euro plus, ga desnoods voor tweedehands). Deze lenzen zijn doorgaans 4 keer zo snel, is dat genoeg? Vaak niet, maar het helpt wel.
  2. Ga toch flitsen! Als je een sporter wilt bevriezen in zijn/haar beweging, dan kan dat perfect d.m.v. flits. Bij officiële wedstrijden mag dit echter niet: het leidt de sporters af.
  3. Als je bij een professionele wedstrijd zit waar ook TV-opnamen gemaakt worden is er vaak veel meer verlichting, want TV camera's hebben ook licht nodig. Maar als het je eigen kind is ergens op een achterafveldje, vergeet het dan maar.
  4. Kom dichterbij. Veel lenzen zijn lichtgevoeliger op de korte afstand, dus hier kun je wat mee winnen.
  5. Net als met de ballonnen: verhoog de ISO. Nog hoger dus. Spiegelreflexcamera's gaan hier veel verder in dan compactcamera's, ISO 3200 is standaard, maar vaak kan het nog veel gekker.
Wat doen professionals? Al de bovenstaande punten samen, en dan een zo laag mogelijke ISO-waarde kiezen waarmee de foto toch slaagt.

Nou, aan de slag ermee! Vanavond wil ik geen zinloos geflits meer zien bij Glow.

Glow 2011 vindt plaats van 5 t/m 12 November in het centrum van Eindhoven. Kijk op www.gloweindhoven.nl voor meer details.

Tot de volgende keer, Robert