zondag 25 december 2011

Content-aware Fill / Wilde Zwanen

Bijna alle zwanen die je in Nederland ziet, zijn Knobbelzwanen, duidelijk herkenbaar aan de zwarte knobbel boven hun snavel, maar nog makkelijker aan het feit dat de snavel oranje van kleur is. In Nederland komen nog twee soorten zwaan voor: de Kleine Zwaan en de Wilde Zwaan, beide met een gele snavel. Zoals de naam doet vermoeden is de kleine zwaan de minst grote, maar nog steeds een ZGV, een Zeer Grote Vogel van 5-6,5 kg. Vergelijk dat eens met een huismus, een typisch KBV'tje, Klein Bruin Vogeltje, van 25-40 gram. Het verschil tussen deze twee geelgesnavelde giganten zit in de tekening van de snavel: bij de Kleine Zwaan is dit recht, bij de Wilde Zwaan is het een kromming.

Gisteren was het na een periode van somber weer en veel neerslag ineens zonnig. Heerlijk, eropuit! Ik ben richting Cuijk gereden omdat ik getipt was dat daar Grote Zee-eend en IJseend rondzwemmen. De eerste is vrij bijzonder voor het binnenland, de tweede is voor mij nieuw en dat is altijd leuk. Op de plas aangekomen bleek er van alles te zitten, maar de IJseend liet zich niet zien. Wel zaten er Grote Zaagbekken, Futen, Dodaars, Wintertalingen, Krakeenden, Meerkoeten, Wilde Eenden, Knobbelzwanen, een verdwaalde winterkoning, Kuifeenden, Blauwe Reiger, Aalscholver en ik vergeet vast nog wel het een en ander.

De Grote Zee-eend (het enige woord in de Nederlandse taal met 4 e's achter elkaar) was er wel, maar te ver weg voor een goede foto.

Het hoogtepunt van mijn bezoek was echter dat de ook aanwezig Wilde Zwanen opvlogen, waarbij ze prachtig verlicht werden door het zachte licht van de laagstaande winterzon:


Een vogelfoto waarop iets extra's gebeurd is zóveel leuker om te zien! Vogels in vlucht zijn gewoon interesanter dan dobberend op de plas. Dit is de hele foto, waar ik wat contrastverhoging en verscherping op heb toegepast.

Toch mankeert er nog wel het een en ander aan deze opname. Het grootste probleem is dat de zwanen links tegen de rand lijken te vliegen, er is te weinig ruimte. Rechts is er ruimte genoeg, ik had in dit geval iets meer naar links moeten richten. Maar dat is achteraf, kun je hier nog iets mee?

Photoshop zit vol met functies die soms handig zijn en soms op pure magie lijken. Ik heb een experiment uitgevoerd met de functie vullen (Fill). Tot nu toe heb ik dit alleen gebruikt om dingen weg te halen uit het beeld die ik er niet in wilde hebben en dan photoshop een opvulling te laten bedenken, en dan nog alleen als dat simpele zaken waren. Maar hoe goed is die functie eigenlijk?
  1. Image
  2. Canvas size
  3. anker rechts vastzetten, links ruimte toevoegen, 15 cm in dit geval
  4. Photoshop creëert nu aan de linkerzijde wat achtergrond, standaard in een ruitjespatroon
  5. Selecteer dit nieuwe deel met de Rectangular Marquee Tool
  6. Edit
  7. Fill, Content-aware
  8. Opacity (dekking) 100%
  9. OK

Photoshop berekent de rest van de foto:

Fantastisch! De achtergrond met struiken en het water erbij, het klopt gewoon, ongelooflijk wat Photoshop hier presteert. De toepassingen hiervoor zijn legio:
  • heb je een foto waar je onderwerp te dicht tegen de rand v/d foto aanzit, dan laat je photoshop er gewoon iets bij bedenken. Het patroon van de achtergrond mag niet te lastig zijn, maar onderschat Photoshop niet.
  • Een opname waar wat in zit wat er niet hoort: haal dat deel weg en laat photoshop het ontstane gat opvullen
Om nogmaals deze functie te illustreren heb ik de linkerzwaan geïsoleerd. Nu kwam echter de vleugel van de rechterzwaan wel in beeld, maar deze kan ik door photoshop laten vervangen door wat extra achtergrond.

Dit is beeldmanipulatie, maar voor mij kan dit goed door de beugel. Ik verander de waarheid maar laat het hoofdonderwerp ongemoeid. Ik maak alleen de foto beter.

Bedankt voor het lezen,

Robert van Brug


woensdag 21 december 2011

Hoe maak je een geslaagde groepsfoto?

Je kent dat wel: je bent met een paar vrienden iets aan het doen en je wilt als aandenken een kiekje maken. Zo gezegd zo gedaan, maar wat blijkt: Tante Annie had net haar ogen dicht. Of broer Jan moest net gapen wat er niet heel intelligent uitziet. Het is soms al moeilijk om er 1 iemand goed op te krijgen, dus met meer mensen nemen de problemen in hoog tempo toe.

Ik had iets in gedachten waar mijn 2 favoriete modellen best aan mee wilden werken. De opdracht was: op 1 foto wil ik dat je gek doet, boos kijkt of iets anders vreemds, op de ander moet je normaal doen. Dat gekke: dat was leuk natuurlijk.

TIP: vraag kinderen om gek te doen, de foto daarna is echt ontspannen lachend!

Misschien voor volwassenen ook wel een goed idee, nu ik erover nadenk..

Maar goed, zie hier wat ze er van gebrouwen hebben:




En een lol dat ze hadden! Maar het gaat erom dat er van ieder kind een leuke opname is, waarbij de rest van de foto zoveel mogelijk ongewijzigd is. Ik heb geen statief of wat dan ook gebruikt, gewoon uit het handje twee foto's genomen.

En dan: photoshop! Dit blog is niet per se bedoeld als photoshop cursus, maar dit is iets zeer bruikbaars vind ik zelf, dus hier gaan we:
  1. laad beide bestanden in photoshop als lagen (layers) (vanuit Adobe Bridge: tools > Photoshop > load files into Photoshop layers)
  2. selecteer beide bestanden/lagen
  3. edit > auto align layers
  4. selecteer de bovenste laag
  5. voeg een masker toe
  6. selecteer het penseel, flink groot
  7. zet de dekking (opacity ) op 50%
  8. poets met het penseel het deel weg dat je niet wilt hebben van deze laag.
  9. zet de dekking weer op 100%, en klaar!
Ta da, we hebben een goede groepsfoto, kijk maar:

Dit opent de weg naar vele mogelijkheden. De groepsfoto waar iemand echt genant opstaat is maar 1 toepassing, maar wel een hele fijne om te hebben. Je kunt op dezelfde wijze echter ook iemand helemaal wegpoetsen, als ik hierboven nog een foto van een lege bank zou hebben, dan wordt het heel makkelijk. Of denk aan een sporter die een mooie actie uitvoert, waarbij je een aantal momenten achter elkaar plakt in 1 foto, dat geeft een heel cool effect. De mogelijkheden zijn eindeloos en het is zo gedaan. 

Ik ben zeker geen photoshop guru. Maar dit soort mogelijkheden heeft absoluut voordelen. In plaats van al je groepsfoto's weggooien hoef je alleen maar te kijken of iedereen op ten minste 1 foto acceptabel aanwezig is. Of iemand er afpoetsen omdat die persoon niet bij de groep hoort, of omdat het je ex is... Zolang je een aantal foto's hebt vanuit dezelfde positie, kun je storende elementen van de ene foto die niet op de andere staan weghalen. Of de goede elementen van verschillende foto's combineren.

TIP: neem altijd veel groepsfoto's, zoveel mogelijk vanuit dezelfde positie, belichting, etc. 

Het liefst een paar opnamen snel achter elkaar. Het helpt als mensen nauwelijks bewegen. Probeer het maar eens,het is echt niet moeilijk.

Ik heb eerlijk gezegd geen idee of dit met andere fotobewerkingsprogramma's ook kan. En photoshop is niet voor de beginner en zeer uitgebreid, maar leuk is het wel. 

Bedankt weer voor de aandacht en tot een volgende keer.

Robert van Brug






maandag 19 december 2011

Fijne feestdagen

Ik wens al mijn lezers hele fijne feestdagen en een gelukkig 2012 toe!

Dat er volgend jaar maar interessante dingen op jullie pad mogen komen én dat die dan mooi vastgelegd gaan worden ;-)

TIP: probeer eens een heel ander perspectief!


Zoals op onze kerstkaart van dit jaar: een  kiekje van onze kerstboom (dit jaar in blauw, wit en zilver). Foto is echter recht van boven genomen, waardoor het verrassend is. 

Bedankt voor de aandacht, tot volgende keer!

Robert van Brug


zondag 18 december 2011

Scherptediepte

Dit artikel gaat over scherptediepte. Dit is het gebied waarin wij een beeld als scherp waarnemen. Dit is dus een subjectieve maatstaf, maar er zijn afspraken gemaakt over wat nog scherp is en wat niet meer.

Er zijn een aantal zaken die het scherptedieptegebied bepalen. Dit zijn:
  1. diafragma
  2. brandpuntsafstand
  3. afstand tot het onderwerp
  4. grootte van de sensor/cropfactor.
Ik zal het uitleggen aan de hand van een voorbeeld:


Bovenstaand 8 foto's van een rolmaat waarbij het diafragma verandert van groot (f/2) naar klein (f/22), waarbij is scherpgesteld op de 20 cm markering.

Op f/2 lijkt het scherp van 19 tot 20 cm = 1 cm. Berekend: 0,9 cm.
Op f/4 lijkt het scherp van 19 tot 22 cm = 3 cm. Berekend: 1,8 cm.
Op f/8 lijkt het scherp van 18 tot 27 cm = 9 cm. Berekend: 3,6 cm.
Op f/16 lijkt het wel helemaal scherp! Berekend: 7,2 cm.

Dat is meteen het eerste punt: de berekende scherptediepte wijkt af van de waargenomen scherptediepte. Bij een grotere scherptediepte lijkt het onscherpe gebied toch scherper! Het is steeds moeilijker om de grens van wat scherp is en wat niet aan te geven.

Maar wacht eens even: als we het gebied waarbinnen een beeld scherp is kunnen beïnvloeden, dan moet dat toch zo groot mogelijk zijn? Van voor tot achter knetterscherp is toch prima?

Nee dus! Stel je een groepsfoto voor gemaakt in de Efteling. De mensen in die groep moeten er goed opstaan, maar de rest hoeft niet scherp te zijn, sterker nog, dat leidt alleen maar af. Als 1 gebied scherp is en de rest minder scherp is ook direct duidelijk wat het onderwerp van de foto is. De volgende foto illustreert dit:

(jullie dachten toch niet dat er nu een groepsfoto uit de Efteling zou komen, of wel?)

Het linkerdeel van de foto is met diafragma f/5.6 genomen (zo groot mogelijk), het rechterdeel met f/20. Links is duidelijk dat de reiger het onderwerp van de foto is en de koe in de achtergrond leidt niet erg af. Rechts is de foto van voor tot achter scherp en is niet meer duidelijk waar de foto over gaat.

Er is nog iets aan de hand: het linkerdeel van de foto heeft een sluitertijd van 1/400e seconde, het rechterdeel van 1/80e. In veel gevallen zal de sluitertijd die bij zo'n klein diafragma hoort niet meer toereikend zijn en een bewogen beeld opleveren. Dan zit er niets anders op dan het scherptedieptegebied te verkleinen. Meestal is dat prima, omdat dit het de aandacht naar het hoofdonderwerp toeleidt, maar het kan foutgaan.

Het is namelijk ook nog mogelijk het diafragma te groot (f-getal te klein) te kiezen. Een portretfoto met een te groot diafragma levert een raar plaatje op: de ogen scherp, de neus en oren onscherp. Als je geluk hebt tenminste, anders is alleen de neus scherp, dat kan ook nog.


Rechterhelft van de foto (voor de kijkers!) op f/1.8 (1/60e sec., ISO 200), de linkerhelft op f/22 (1/3e sec., ISO 1600 en dan nog licht bewogen). De rechterhelft levert een onscherpe neus en oor op, aan de linkerkant is dit allemaal scherp, maar met f/22 is niet te werken wat aan de sluitertijd en iso waarden (=veel ruis) valt te zien.

Excuses dat er geen knapper model beschikbaar was voor deze opname.

Maar dat is heel vervelend! Koop ik een lekker lichtsterke lens (f/1.8), wordt het scherptedieptegebied onbruikbaar klein. Hoe los ik dat op? Nou, in het begin van dit artikel noemde ik 4 factoren die meespelen. De cropfactor van je camera kun je niet wijzigen, maar misschien wel de afstand tot je onderwerp, of de brandpuntsafstand als je een zoomlens gebruikt. Hoe het werkt?
  • Hoe groter het diafragma (kleiner f/getal), hoe kleiner de scherptediepte. Maar normaal gesproken koop je geen dure lens om het diafragma af te knijpen, dus weet wat je doet.
  • Hoe groter de brandpuntsafstand (meer ingezoomd), hoe kleiner de scherptediepte.
  • Hoe dichterbij het onderwerp, hoe kleiner de scherptediepte.
  • Voor de volledigheid: hoe groter de sensor, hoe kleiner de scherptediepte.
TIP:  merk je dat je scherptediepte mist, verklein dan het diafragma 
en/of doe een stap achteruit en/of zoom uit. En vice versa natuurlijk.

En voor het geval het echt belangrijk is gebruik je dofmaster. DoF staat voor Depth of Field, oftewel scherptediepte. Op deze website kun je je helemaal uitleven.

Hopelijk is er weer een mysterie ontrafeld. Tot een volgende artikel.

Robert van Brug

Voor de fanaten die meer van de achtergrond willen weten, lees het artikel op wikipedia.

woensdag 14 december 2011

Crop factor

Als de sensor, het hart van de camera, een oppervlak heeft van 24 x 36 mm, dan is het een Full Frame camera. Deze oppervlakte komt overeen met het traditionele fotorolletje en heet kleinbeeldformaat. Het zijn de grootste sensoren die er zijn in normale digitale camera's en ze zijn erg duur om te maken. Toestellen die dit hebben zijn bijvoorbeeld de Canon 5D mark II of de gloednieuwe 1D-X. Nikon heeft de D3 serie en de D700. Reken op 2000-6000 euro voor alleen de body.

De meeste camera's hebben echter een kleinere sensor, het zogenmaade APS-formaat. Hier lopen Canon en Nikon wat uiteen: Canon heeft camera's met 1,3 en 1,6 crop factor en Nikon 1,5. Ik ga voor het gemak uit van Nikon want 1,5 rekent makkelijker, bovendien gebruiken ook Pentax en Sony dit. Prijs: vanaf een paar honderd euro.

De sensor van een full frame camera is 1,5 * zo hoog en 1,5 * zo breed. Het gevolg hiervan op een APS camera is dat het onderwerp 1,5 * zo hoog en 1,5 * zo breed wordt vastgelegd. Feitelijk gebruikt een APS sensor niet het beeld dat de lens doorlaat, maar slechts een deel hiervan.

Een Full Frame camera legt hier het hele beeld vast, een crop camera alleen het deel dat ik niet donker heb gemaakt.

Nu zijn veel fotografen, met name vogelfotografen, blij met deze crop factor! APS sensoren beschikken namelijk vaak over evenveel pixels als Full Frame sensoren. Bij de foto van de torenvalk hierboven krijg je daarom een kleiner stuk in beeld, maar met evenveel beeldpunten en daarmee dus gedetailleerder dan met een Full Frame camera mogelijk is. Het lijkt dus alsof de lens een grotere brandpuntsafstand heeft dan in werkelijkheid het geval is. Deze verlenging is dezelfde crop factor. Als een 300 mm lens het hele beeld op een full frame camera had opgeleverd, dan had op een crop-camera het alleen het lichte stuk opgeleverd, maar met meer detail. Prachtig toch? Voor minder geld een beter bereik.

Nee dus! Op een kleinere sensor zitten de diodes veel dichter op elkaar en ze zijn kleiner. Het gevolg is mindere kwaliteit. Een goedkopere camera levert bij dezelfde ISO-waarde meer ruis dan een full frame camera. Met een full frame camera is het bij een hogere ISO-waarde nog mogelijk goede foto's te maken. Prettig als er weinig licht is.

Zou ik liever Full Frame gebruiken? Nee, want dan lever ik detail in.
Momenteel op mijn Nikon met crop factor 1,5 heb ik 12,3 megapixel. Om hetzelfde detail te halen met een full frame camera moet ik dus in de lengte én in de breedte 1,5 keer zoveel pixels hebben, dus 12,3*1,5*1,5 = 27,7 Megapixel. Zo'n camera bestaat (nog) niet, bij Nikon is 24 MP het maximum op dit moment op de D3x van ruim 6000 euro. Veel geld voor minder detail.

Stel dat ik nu met een cropfactor camera met een 600 mm lens fotografeer. Maar omdat ik betere foto's wil maken stap ik over op een full frame body. Dan lever ik veel detail in, maar ook lengte. Ik had immers 900 mm bereik (effectieve focale lengte, EFL) en nu nog 'maar' 600 mm. En een 900 mm lens met dezelfde lichtsterkte bestaat niet en kan ook niet met teleconverters bereikt worden.

Andersom is natuurlijk ook waar: als je graag groothoekopnamen maakt, van landschappen of gebouwen, wil je graag een zo kort mogelijke brandpuntsafstand. Dan is een crop factor het laatste waar je op zit te wachten. Professionele architectuurfotografen die een 14 mm 2.8 objectief (van 1500 Euro) gebruiken hebben zeker een full frame camera.

De zogenaamde systeemcamera's met het FourThirds systeem hebben een cropfactor van 2. De relatief nieuwe Nikon1 zit op 2,7. Compactcamera's zijn er met verschillende soorten beeldchip, met respectievelijk 4,6, 4,8 of 6 als crop factor.

De sensor van een compactcamera is 20 keer zo klein als die van een full frame,  vaak met 10-16 MP. Dat kan geen goed beeld opleveren, zeker niet bij weinig licht.

Nogmaals dezelfde foto, nu ook een rechthoek met het formaat van de sensor van een compactcamera aangegeven.

Even terug naar het begin: een full frame camera heet kleindbeeldformaat te zijn. Dit doet vermoeden dat er ook grotere sensoren zijn en dat is ook zo. Bedrijven als Hasselblad en Leica maken camera's op het middenformaat. Dit levert een sensor op met een oppervlak twee keer zo groot als een full frame (crop factor 0,7), vaak uitgerust met 40, 50 of 60 megapixel. Onbetaalbaar, maar fantastisch mooi. De echte glamourfotograaf die zeer grote uitvergrotingen met behoud van detail moet kunnen maken gebruikt dit.
Dan is er nog het grootbeeldformaat. Nou ja, dit was er. Lang geleden waren alle camera's voorzien van een 60x60 mm beeld. Analoog. Bij mijn weten wordt dit digitaal niet aangeboden. Het bestaat dus niet meer, maar de crop factor zou 0,5 zijn, dus een 300 mm lens zou zich als een 150 mm lens gedragen, maar erger nog: de lens zou een te klein beeld leveren, dus andere veel grotere lenzen zijn hiervoor nodig. Maar we dwalen af.

De techniek staat niet stil. De megapixelrace is wel grotendeels over, de chipfabrikanten zitten zo'n beetje aan het eind van hun mogelijkheden. Sinds kort doen de fabrikanten zelfs een stapje terug in aantal beeldpunten om zo de kwaliteit te verbeteren. Natuurlijk zal over een paar jaar de ruis nog beter onder controle zijn. En natuurlijk komt er een goede chip met 30 of 40 megapixel.

Hopelijk is er wat meer duidelijkheid ontstaan over de relatie tussen grootte van de sensor en beeldkwaliteit. Ook hoop ik dat ik wat inzicht heb verschaft over wanneer welke cropfactor van pas kan komen.

Tot een volgende keer.

Robert van Brug

woensdag 7 december 2011

Uilenfoto

Sinds ongeveer een jaar ben ik intensief bezig met vogelfotografie. Wat je er ook van vindt: het is in ieder geval moeilijk. Vogels werken niet mee, zijn schuw, klein, beweeglijk en gaan het liefst achter een takje zitten wat een mooie foto onmogelijk maakt. Maar dit alles maakt de uitdaging groter om er toch af en toe eentje te verschalken op aansprekende wijze. Ik heb wel eens spijt dat ik niet aan naaktfotografie ben gaan doen, maar waar haal je de modellen vandaan :-)

Alleen maar mussen, koolmezen en merels gaat natuurlijk vervelen, dus al snel ging ik op zoek naar meer soorten. Ook kwam er een vogelboekje, heel attent van Sinterklaas vorig jaar. In deze hobby kun je grofweg 3 soorten mensen tegenkomen:
  1. Twitchers. Hier is geen goed Nederlands woord voor, maar ze worden vaak als soortenjagers aangemerkt. Deze groep is het te doen om het zien van zoveel mogelijk soorten, hoe zeldzamer de soort hoe liever. Deze groep gaat hier soms heel ver in en rijdt stad en land af om ook die ene soort aan het lijstje toe te kunnen voegen. Letterlijk, want alle twitchers houden een lijst bij met alles wat ze gezien hebben. En waar, hoeveel, waargenomen gedrag, kleed, datum,  tijd, enzovoort. Belangrijkste is de zogenaamde lifelist: een levenslijst dus. Verstoring van de natuur: sommigen wel, de meesten niet.
  2. Vogelaars: willen zoveel mogelijk vogels zien. Lopen vaak met een telescoop door het veld. Willen de natuur niet verstoren en genieten vooral van de natuur. Sommigen hebben een fototoestel, maar dit is secundair. Veel vogelaars houden ook een lifelist bij.
  3. Tenslotte: vogelfotografen, homo sapiens aves fotograficus. Deze groep wil vogels zo mooi mogelijk vastleggen op de gevoelige plaat. Liever een hele mooie foto van een mus, dan een slechte van een slechtvalk. Nog liever natuurlijk een mooie foto van een slechtvalk (of andere bijzondere soort) en het allerliefst een spectaculaire, ragscherpe, onderscheidende foto van iets bijzonders. Een stel vechtende roofvogels doet het goed bijvoorbeeld. Fotografen hebben onder de andere 2 soorten de naam de natuur enorm te verstoren, álles te doen voor dat ene beeld. De meesten hebben echter respect voor de natuur.
Het zal duidelijk zijn dat bovenstaande indeling in de praktijk niet werkt. Er zijn allerlei tussensoorten. Ik deel mezelf in bij de vogelende fotografen, soort 2,75. Het ligt ook aan het moment of aan de gelegenheid. Als ik iets bijzonders tegenkom zal ik dat zeker proberen vast te leggen. 

Maar soms is er gewoon geen goed licht maar kriebelt het toch om er op uit te trekken. Goed startpunt is www.waarneming.nl waar je kunt zoeken naar recente interessante waarnemingen in de buurt.

Gisteren kreeg ik de tip dat er in de buurt een boom is met daarin 5 Ransuilen. Ik was meteen alert. Van alle vogelfamilies in Nederland heb ik ondertussen foto's, maar niet van uilen. En de meesten jagen 's nachts, waardoor ze overdag niet bewegen, wel zo makkelijk. Maar ook saai, er zijn verhalen bekend van fotografen die 6 uur vergeefs hebben gewacht tot de uil zijn ogen open zou doen. Maar goed, 5 stuks, niet te ver weg, dat klinkt veelbelovend. 

Probleem: het weer. Vandaag storm, windkracht 9 aan de kust, van tijd tot tijd harde regen en zwaarbewolkt. Dus weinig en moeilijk licht. Een paar dagen wachten dan maar? Vooruitzichten slecht dus vooruit. Voordat de vogels gevlogen zijn.

Ter plaatse aangekomen (over de verblijfplaats van uilen, de roest, wordt zeer geheimzinnig gedaan!) moest ik aan Dante's Inferno denken. De lokale plantsoenendienst was met groot materieel uitgerukt om 25 meter van de uilenboom een andere boom te rooien, met kettingzagen en al. En tot overmaat van ramp waren er twee mannen met bladblazers bezig en iemand met een bladzuiger: een omgebouwde vuilniswagen die de bladeren opzuigt. Bij elkaar een enorm kabaal, in de buurt van en midden onder de uilenboom. Tot mijn grote blijdschap bleken er toch nog uilen in de boom te zitten, 3 maar liefst, yes! Die kunnen erbij op de lijst als soort 161 in Nederland. Bijzaak, maar toch leuk. En dan fotograferen, want daar gaat deze blog over, ik ben het niet vergeten.

Dat was lastig. Erg lastig. Naast genoemde donkere omstandigheden en slecht licht, bleek dat de vogels richting de stam waren gekropen om iets meer beschutting te hebben. Daar is het natuurlijk nóg donkerder dan aan de buitenzijde van de boom. Ook zaten ze redelijk hoog waardoor ik door zeker 10 lagen takken heen moest kijken om een uil te zien zitten. Wat te doen? Zoeken naar een goede hoek waar ik zo weinig mogelijk last van takken voor de uil had.

Met een grootte van 36 cm besloot ik te proberen de converter erop te houden, dan kwam de uil beeldvullend in beeld. Hiermee lever ik wel lichtgevoeligheid in, maar ik wilde zoveel mogelijk detail. Dit betekent voor mij diafragma naar f/8 voor de nodige scherpte. Allemaal leuk en aardig, maar het was al zo donker! Ze bleken ook nog eens niet helemaal stil te zitten door de harde wind. Met name de veren bewogen veel. Goede nieuws: met dank aan de plantsoenendienst waren ze klaarwakker, ogen wijd open en ze hielden de omgeving goed in de gaten. Nog mooier: ze bleven zitten, ook toen de mannen met bladblazers recht onder de boom aan het werk waren.

Ik heb van alles geprobeerd: hoge ISO waarden (800), hele hoge ISO waarden (1600), allerlei hoeken, zelfs recht onder de boom naar boven toe. Maar het bleef moeilijk. Op acceptabele ISO waarden van 400 was de foto gewoon bewogen.


Dit vind ik jammer dat het niet gelukt is, het heeft een hoog Meneer-de-uilgehalte. Maar hij is bewogen en dat op ISO800 (1/100e seconde sluitertijd). Boven de ISO800 krijg ik veel last van ruis, maar beter scherp en onbewogen met ruis dan andersom.

Na een tussentijds regenbuitje (ook dát nog!) brak even de zon door. Niet veel, maar alle beetjes helpen. Dus weer een opening gezocht en herkansing:

ISO1000, sluitertijd van 1/200e seconde.
Ter plaatse had ik gezien dat er wel wat acceptabels tussen zat (blijf die display checken, histogram!) en bovendien ging het weer regenen. Ik denk dat ik slechts 20 minuten ter plaatse ben geweest. Dat leverde 80 foto's op waarvan 60 bewogen, takken ervoor en meer van die ellende. 

Dit is 'm uiteindelijk geworden. Van de goede is dit de beste. Geen perfecte foto, maar voor een eerste uil ben ik er blij mee en daar gaat het om. De vogelaar in mij is dik tevreden zelfs, de fotograaf wil nog een keer terug, bij beter licht, voor een betere foto.

Oh ja de tip:
Beter scherp met veel ruis, dan weinig ruis en bewogen.

Tot de volgende keer,

Robert van Brug

vrijdag 2 december 2011

Time management

Waar bestaat het leven van een fotograaf uit, naast het maken van kiekjes? Is op dat knopje drukken nou echt zulk zwaar werk?

Er bestaat een beeld dat fotografen, en met name zij die met modellen werken, hun tijd besteden met het uitzoeken van exotische locaties, omgaan met prachtige mensen, glamoureuze feesten, etc. 

Op internet kwam ik de volgende afbeelding tegen:



Hoewel ik zelf geen professional ben, herken ik mezelf (helaas!) meer in de rechterzijde van deze afbeelding. Foto's uitzoeken, nabewerken, plaatsen op internet, sociale netwerken onderhouden, bloggen, apparatuur testen, technieken oefenen, enzovoort. Je blijft bezig en slechts een beperkt deel v/d tijd ben je echt foto's aan het nemen. Hierboven staat 12%. Dat zou zo maar kunnen kloppen. Die 12% zou meer moeten zijn, maar de tijd zit voor 88% in andere zaken, tja. Heel veel dingen die hier genoemd zijn kosten veel tijd. Maar het meeste zit in 'editing'. 2.5 x zoveel als het nemen van de foto's zelf!

Daarom de tip van de dag: 

bespaar zoveel mogelijk tijd bij het selecteren en nabewerken. 

Neem alle foto's die je denkt te moeten nemen, maar maak direct een selectie. Alles wat op de display al mislukt is (zwaar bewogen onderwerp, de bruid staat er maar half op, het kind knipperde net met de ogen, etc.) kan direct weg. Bij twijfel niet weggooien en op de computer bekijken, dat scherm is veel beter. Ben je op een meerdaagse reis en zitten hier dooie uurtjes in, bijvoorbeeld onderweg, of 's avonds voor/na het eten? Selecteer dan. Gooi weg wat toch niets gaat worden, scheelt thuis weer en bovendien weet je wat er goed geworden is en wat je misschien nog een keer moet proberen.

Probeer in Photoshop (of een ander pakket) zoveel mogelijk stapjes te automatiseren. Zijn er zaken die je bij bijna iedere foto doet (instellen van contrast of vibrance?). Of zijn er zaken die je met bepaalde onderwerpen bijna altijd doet (landschappen zus, portretten zo, vogels altijd verscherpen)? Maak dan profielen/settings aan, geef deze een logische naam en bespaar van nu af aan tijd. Het uitgangspunt moet zijn dat iedere muisklik er 1 teveel is.

Denk na over je workflow. Investeer tijd nu om vanaf nu tijd te besparen. Heb je hier hulp bij nodig volg dan een cursus, er zijn er vele.

Tot een volgende tip,

Robert van Brug



donderdag 1 december 2011

De M-stand

Ik ben zelf begonnen foto's te maken op de P-stand (=program) van mijn camera. In deze positie bepaalt de camera het diafragma en de sluitertijd. Voor eenvoudige onderwerpen is P makkelijk: aanzetten en klikken maar! Vaak gebruik ik dit nog bij gezinskiekjes bij goed licht (=buiten). De AUTO stand heb ik overgeslagen. Deze doet hetzelfde, maar dan bepaalt de camera ook of het de ingebouwde flitser gaat gebruiken. Dat wil ik graag zelf bepalen. De P-stand is dus vooral makkelijk, maar geeft heel weinig controle en soms heb je die controle nodig. Bijvoorbeeld bij wat lastigere lichtomstandigheden zoals schemer of tegenlicht. De camera kan hier gewoon niet mee omgaan.

Neem nu deze foto van Olga bij een zonsondergang. Leuk, maar het zou nog leuker zijn als Olga ook nog een beetje herkenbaar in beeld was. Dat gaat echter niet lukken: de camera neemt veel donker waar en ook veel licht en probeert te middelen. Dat is ook logisch: als Olga hier goed belicht zou zijn geweest zou de rest gigantisch licht zijn geworden.
En dit beeld herstellen in Photoshop? Ook geen goed idee: het silhouet is té donker geworden, er zit niet meer genoeg informatie in het beeld. Sowieso is het een heel slecht idee om donkere partijen lichter te maken, dan liever andersom.

Goed, niet de P stand, de A of de S-stand dan? Dit is de halfautomaat: je kiest of diafragma (A-stand) of sluitertijd (S-stand) en de camera doet de rest. Dit lijkt aantrekkelijk want je hebt zelf meer controle en kunt niet echt iets fout doen. Is de scherptediepte belangrijk, dan kies je A-stand. In mijn geval was het door gebruik van een teleconverter belangrijk om met f/8 te werken. De lichtmeter in mijn camera zocht daar vervolgens een sluitertijd bij. Als mij dat niet aanstond kon ik altijd nog de ISO-instelling veranderen óf de belichtingscorrectie (+/- knop) gebruiken. Dit heb ik een hele tijd gebruikt, tot volle tevredenheid.

Ook deze afrikaanse zeearend is in de A-stand gekiekt. Het maximale diafragma van f/2.8 is hier een beetje afgeknepen (naar f/3.3) voor extra scherpte. De belichtingscorrectie heb ik naar -0.5 stop gedraaid om te voorkomen dat het wit op de borst/kop uitgebeten zou raken. De camera kwam uit op 1/2000e seconde: prima voor een actiefoto.









Maar zo af en toe bekruipt je het gevoel dat je toch niet optimaal gebruik maakt van je apparatuur. Sommige foto's van anderen lijken nog meer detail te hebben. Ook bij lastige lichtomstandigheden. Soms bij hoge ISO-waarden toch een heel goed plaatje wat ik niet zou kunnen produceren. Hoe doen ze 't?

Het antwoord: de M-stand, manual dus. Uiteraard moet je dan zelf zowel diafragma als sluitertijd zelf instellen. Ik heb hier uitleg over gehad door Bas Breetveld (www.fotosloep.nl), die dit in fotoworkshops begrijpelijk maakt en je ermee laat oefenen. Toch bleef ik in de A-stand fotograferen omdat me dat makkelijker leek. Want:
  1. Diafragma staat vast op 8, bijna altijd.
  2. ISO pas ik alleen aan als het te donker (of te licht) wordt en de sluitertijden die de camera haalt te lang worden (of te kort). Dus is ook redelijk vast gegeven, bij mij vaak 400 want dan is er nog niet veel ruis in de foto zichtbaar, daarboven loopt het op.
  3. Sluitertijd: doet de camera in dit geval
  4. Wat moet ik dan nog doen: de belichtingscorrectie, de +/- knop dus. Eitje dus!
Maar nu heeft Bas mij toch overtuigd van het nut van manueel belichten. En van ETTR oftewel Expose to the Right. Dat is voor een andere keer, maar komt er kort op neer dat je het lichtste punt in de compositie rechts in het histogram probeert te krijgen. Hiermee voorkom je ruis. Bas heeft foto's op ISO 1600 van ijsvogeltjes zonder ruisonderdrukking en die zijn prima. Als ik iso 1600 nodig heb dan stop ik ermee, maar dat hoeft dus niet. En nog veel belangrijker is dat je onder alle omstandigheden kwaliteitswinst kunt boeken door zelf de regie in handen te nemen.

Ik ben daarom laatst in de buurt nog eens gaan proberen het geleerde toe te passen en was redelijk sceptisch. Maar al doende en testende kwam ik erachter dat het net zo makkelijk is. Nou ja, bijna, maar het biedt wel veel voordelen.

De belichtingscorrectie doet namelijk helemaal niks! Ik verkeerde in de veronderstelling dat deze functie, die ik continue gebruik, de foto softwarematig lichter of donkerder maakt. Niets is minder waar. De camera past gewoon de sluitertijd of het diafragma aan. En daar ben ik net pas achter.

Test1:
Foto 1: A=1.8, s=1/500e. Ik vind het te donker en besluit een volle stop over te belichten:
Foto 2: A=1,8, s=1/250e! Voor de zekerheid wil ik een nog lichtere foto, maar weer een stop:
Foto 3: A=1,8, s=1/125e.
Bij foto 2 staat er keurig +/- = +1 in de EXIF en bij foto 2 +2. Maar dat is niet wat ik dacht dat het was, maar de sluitertijd is door de camera aangepast. En dat mag ook want het is in de A-stand.

Test 2 in de S-stand levert hetzelfde beeld op: sluitertijd blijft gelijk, maar draaien aan de +/- knop levert wijzigingen in diafragma op.
Foto 1: s=1/60e, A=5.6. Weer een stop overbelicht levert:
Foto 2: s=1/60e, A=4. Weer een stop overbelicht:
Foto 3: s=1/60e, A=2.8.
En ook hier kun je zien dat de belichtingscorrectiefunctie is gebruikt in de EXIF bij de foto.

Drie foto's van hetzelfde olifantje. Sluitertijd constant, 1 en 2 stops belichtingscompensatie leidde tot 1 en 2 stops kleiner diafragma (S-stand). Let op het verschil in scherptediepte!

De ultieme test, test 3: de M-stand. En raad eens: je kunt instellen wat je wilt, tussen -5 en +5, de foto blijft even donker. Dat is natuurlijk ook logisch, snap ik nu, maar voor mij was dit nieuw.

Nu in het veld geprobeerd. Ik ben nu overtuigd dat de belichtingscorrectiefunctie weinig nut heeft, dat is gelijk aan diafragma en sluitertijd instellen, het is niet een 4e variabele. Een uurtje schieten leverde op:
  1. Diafragma staat vast op 8.
  2. ISO staat vast op 400.
  3. Sluitertijd: is dus het enige wat ik moet instellen!
Dus nog steeds, net als in de A-stand, maar 1 ding instellen, dat moet lukken.

Voordeel: de sluitertijd instellen is met 1 vinger te doen (achterste instelwiel draaien), voor het wijzigen van de belichtingscorrectie heb ik twee knoppen nodig. Dus het is makkelijker.

Nadeel: als je van een donker (meerkoet) naar een licht onderwerp (zilverreiger) schakelt, moet je wel de sluitertijd aanpassen. En van een onderwerp dat in de schaduw zit naar een die in het licht zit moet je ook schakelen. Maar dat is het dan ook. En je hebt je lichtmeter en histogram om je te helpen.

Groot voordeel: als er plotseling iets in beeld verschijnt met veel donker of lichte vlakken dan gaat alleen bij de M-stand de lichtmeter niet op hol. Voorbeeld:


Ik was de Casarca rechtsonder aan het fotograferen, toen deze nijlgans kwam landen, een leuk fotomoment. Zie hoe de vleugels aan de onderzijde uit alleen wit en zwart bestaan. In de M-stand, ETTR met het wit van de kop van de Casarca gaat dit automatisch goed.

Dit onderwerp zal ik nog verder uitwerken en de verschillende onderdelen kom ik nog apart op terug.
Vragen? Laat het me alsjeblieft weten!
Tot een volgende keer,

Robert van Brug

maandag 28 november 2011

Diafragma en sluitertijd

Vandaag de absolute basis van de fotografie: diafragma en sluitertijd. Essentieel om te weten voor iedere fotograaf.

Om goed te begrijpen wat een camera doet, eerst de theorie. Een camera vangt met de lens licht dat binnenkomt op de beeldsensor en vertaalt dit in een digitaal beeld. In een lens zit een diafragma, niets anders dan een opening die groter en kleiner gemaakt kan worden. Als deze opening groter is valt er meer licht op de sensor en wordt het beeld lichter. Als de sluiter, denk aan luxaflex die voor de beeldsensor zit,  langer open is geldt hetzelfde: meer licht op de sensor levert een lichter beeld op.
De grootte van de opening van het diafragma noemen we verwarrend genoeg: diafragma. Hoe tijdsduur dat de sluiter openstaat heet sluitertijd en wordt uitgedrukt in seconden.

Nu lijkt het dat je twee middelen hebt om een beeld lichter of donkerder te maken, maar dat is niet zo: diafragma en sluitertijd hebben een verschillende functie, dat is voor een andere keer, maar eenvoudig gezegd moet de camera de sluiter snel genoeg sluiten om het beeld te bevriezen, anders treedt er bewegingsonscherpte op en dat is meestal ongewenst. Een gebouw kan met een lange sluitertijd prima vastgelegd worden, maar de auto's die ervoor langsrijden zullen dan bewogen zijn.

De hoeveelheid licht die wordt doorgelaten wordt uitgedrukt in stops. Een stop meer licht wil zeggen: twee keer zoveel licht wordt doorgelaten. Een stop minder is half zoveel licht.

Eerst sluitertijd:
Met een sluitertijd van 1/100e seconde wordt tweemaal zoveel licht doorgelaten als bij 1/200e seconde want de sluiter staat tweemaal zolang open. Simpel, toch?

Welke sluitertijd je moet kiezen hangt van een paar dingen af. Allereerst je onderwerp: het stilstaande gebouw of een langsrazende auto leveren heel andere waarden op. Maar er is ook nog zoiets als bewegingsonscherpte door de fotograaf. Tenzij je de camera op een statief zet zal deze in je hand altijd trillen. Bij een lange lens (grote zoomlens of telelens) heb je hier meer last van. Vuistregel: de sluitertijd moet gelijk zijn aan 1 gedeeld door de brandpuntsafstand. Bij een 50 mm-lens moet je dus 1/50e seconde kiezen of sneller. Bij een 300 mm lens al 1/300e seconde. Dan heb je dus ook meer licht nodig om dat te compenseren!

Nu diafragma.
Diafragma is moeilijker. Dit heeft te maken met de berekening van de grootte van de opening, maar ik zal niet op de achterliggende wiskunde ingaan, laten we het leuk houden. Er is een reeks die een fotograaf moet kennen, en die is:

1 / 1,4 / 2 / 2,8 / 4 / 5,6 / 8 / 11 / 16 / 22 / 32 / enzovoort.

De lichtgevoeligheid van een lens wordt uitgedrukt met het zogenaamde diafragmagetal (f) en dat is vaak een getal uit bovenstaande reeks, bijvoorbeeld f/5.6.
Een lager getal wil zeggen gevoeliger voor licht. Eén stop lager getal is twee keer zo lichtgevoelig, in dit voorbeeld dus f/4 is 2 keer zo lichtgevoelig als f/5.6.
f/2.8 is 2 keer 2 zo lichtgevoelig, dat is dus 4 keer. Dat is verwarrend omdat 5,6/2,8 2 is en niet 4. Het is echter niet anders.

Een lens met een grotere maximale opening = kleiner f-getal noemen we snel. Standaard voor professionele zoomlenzen (70-200 mm bijvoorbeeld) is 2.8. Een dergelijke lens is 4 keer zo snel als een standaard lens (f5.6) die vaak bij camera's geleverd wordt, de zogenaamde kitlens. Hij is ook een stuk duurder, groter en zwaarder. Naast deze nadelen en de snelheid is een dergelijke lens degelijker gemaakt én optisch veel beter: er treedt minder vertekening op.

Het diafragmagetal wat op een lens vermeld staat geeft de grootste opening van het diafragma aan, in mijn voorbeeld f/5.6, maar je kunt het diafragma ook kleiner maken waardoor het bijvoorbeeld f/8 wordt ook al kan de lens f/5.6 aan. Voor de volledigheid: andere diafragmagetallen zijn ook mogelijk, bijvoorbeeld 1,8 / 3,3 / 4,8 / 6,7 / 7,1 / 9,5 / 13 / 19. Ik noem ze omdat op veel spiegelreflexcamera's deze waarden ingesteld kunnen worden, maar onthoudt ze niet alsjeblieft, onthoudt alleen de reeks hiervoor, die is belangrijk.

Tijd voor wat rekenwerk om er gevoel bij te krijgen: stel, ik maak een opname bij f/8 en 1/100e seconde. Ik bekijk het resultaat achterop mijn camera en het is niet goed: er zit duidelijk bewegingsonscherpte in. Ik besluit te proberen de sluitertijd te halveren, naar 1/200e. Welk diafragma moet ik dan kiezen om dezelfde hoeveelheid licht door te laten? Precies: f5,6.
Ga ik in dit voorbeeld naar 1/400e seconde omdat het beeld bewogen blijft, dan moet het diafragma  naar f/4. Stel dat bij deze waarden (f/4 en 1/400e) het beeld mooi bevroren is, maar het beeld oogt nog wat donker, dan kun je dus niet de sluitertijd verlagen, maar wel het diafragma verder vergroten zodat deze meer licht gaat doorlaten, je zou op f3.3 bij 1/400e uit kunnen komen.

Nu hoor ik sommigen al zeggen: "Ik snap het wel, maar ik stel dat helemaal niet in, dat doet de camera zelf en dat gaat prima!" Dat begrijp ik. Bij 99% van alle compactcamera's kun je dit ook helemaal niet instellen en het gaat meestal goed, gelukkig maar. Bij spiegelreflexcamera's kun je ook op de auto-stand foto's nemen, maar zo'n camera biedt veel meer mogelijkheden. Dan heb ik het met name over de P, S, A en M-stand (bij Nikon, of P, Tv, Av, M bij Canon).

Ik heb het nadrukkelijk niet over een instelling voor macro, portret, landschap, sport, vuurwerk, onderwater, enzovoort. Geen enkele professional gebruikt die en de meeste ervaren amateurs ook niet. Zelf maak ik alle foto's met de P, S, A of M-stand. Geen uitzonderingen. Waarom? Omdat het betere foto's oplevert! En zo moeilijk is het nou ook weer niet, maar je moet je er wel een beetje in verdiepen. Hopelijk helpt dit blog hierbij ;-)

Tot een volgende keer!

Robert van Brug

dinsdag 22 november 2011

Kinderfoto's: DE tip!

Vandaag een onderwerp waar heel veel mensen foto's van maken. Sterker nog: er worden zelfs heel veel camera's speciaal hiervoor gekocht: kinderen. Vandaag 1 tip om direct een heel stuk betere foto's van je kinderen te maken.

Hier een voorbeeld van een kiekje zoals veel mensen die maken:


Dit is mijn dochter Eline, 9 jaar, foto van vanochtend vlak voordat ze naar school ging. 
En voor de eerste keer met bril, spannend. 

Terug naar de techniek: deze foto is vanaf mijn ooghoogte genomen terwijl ik dichtbij stond. Eline staat er goed op, lacht leuk, bril is in beeld, enzovoort. Maar v.w.b. perspectief klopt er helemaal niets van! Het beeld is sterk vertekend, de voeten zijn erg klein, dit is niet goed. Ik heb ook nog opzettelijk een stukje voet niet in beeld genomen en allerlei troep op de achtergrond wel in beeld om het nog wat erger te maken.

Heerlijk, slechte foto's maken, ik krijg er echt lol in! Maar toch een herkansing:


Deze foto klopt veel beter. Hierbij heb ik de camera op Eline's ooghoogte gebracht. En verder een beetje rustiger achtergrond, maar dat is het dan ook. Geen vertekening in beeld, veel rustiger en het allerbelangrijkste: er is nu contact. Dit kan iedereen, met elke camera!

TIP: breng de camera op ooghoogte v/h kind dat je fotografeert.

Dus ja, bukken, door de knieën, ga liggen als het moet, maar je moet zakken als je je kinderen er leuk op wilt hebben staan en dat willen de meeste ouders toch. En buiten moet dit ook, ook als het nat is, ga bijvoorbeeld op je hurken zitten.

Een aantal mensen zullen de eerste foto van Eline grappig vinden. Het mag natuurlijk ook wel, maar doe het dan af en toe, opzettelijk, om een leuk effect te bereiken en maak verder goede foto's.  Andersom geldt die grappige perspectivistische vertekening trouwens ook: kinderen die hun ouders fotograferen (of normale mensen professionele basketbalspelers) richten omhoog. Het is niet flatteus om van onderaf gefotografeerd te worden (je kijkt van onder tegen de kin aan en recht de neus in) dus ga ergens opstaan om dat effect te voorkomen. Of iets verder weg met een telelens, dat helpt ook.

Op naar betere kinderfoto's, veel plezier ermee, tot de volgende tip.

Groetjes, Robert


maandag 21 november 2011

Teleconverters

Uit de lijst mogelijke onderwerpen kies ik vandaag voor teleconverters. Dit is altijd onderwerp van discussie, zeker onder vogelfotografen. Met dit onderwerp zal ik diep gaan, dus iedereen die hier niets mee heeft: het volgende artikel zal weer een stuk toegankelijker zijn.

Vogelfotografie brengt de volgende uitdaging met zich mee: probeer kleine objecten vast te leggen die zeer beweeglijk zijn, niet meewerken en te ver weg zitten. Wat doe je dan? Je koopt een telelens. Zelf heb ik een tijdlang opnames gemaakt met een 70-300 mm VR II zoomlens van Nikon. Dit is een relatief goedkope lens (350 Euro) waarmee het bereik behoorlijk is. Het zoomgedeelte was aan mij nauwelijks besteed: ik maakte alle opnamen op 300 mm. En bekend is dat zoomlenzen op de uiterste waarden niet optimaal meer presteren. Ook is dit objectief niet heel lichtsterk (f5.6 @300mm).

Maar 300 mm is niet genoeg, ook niet op een camera met een 1.5 cropfactor. Maar langere lenzen zijn duur. Heel erg duur. En vreemd genoeg zit er bij Nikon niets tussen. Canon heeft bijvoorbeeld een 100-400 mm zoomobjectief en een 400 mm prime f4 én een f5.6-versie.
Nikon heeft alleen een oude 300 f4, zonder vibration reduction. Daarboven zitten dan de superlenzen: 300 f2.8, 400 f2.8, 500 f4 en 600 f4. Onbetaalbaar (vanaf 5000 euro) en onhandelbaar (tussen 3 en 5 kilo per stuk en erg groot).

Een voordeel van een grote snelle prime lens naast de kwaliteit is dat er een teleconverter oppast. Dit vergroot het bereik van de lens, is niet onbetaalbaar en is makkelijk mee te nemen.
Er zijn normaliter drie types converter: 1.4, 1.7 en 2.0. Een 1.4 verlengt de brandpuntsafstand met een factor 1.4 (300 mm wordt 420 mm) en zo is het ook met de anderen. Nadeel: je verliest lichtgevoeligheid. De 300 mm 2.8 waar ik mee rondzeul, verliest met een 1.4 converter 1 stop. Het wordt een 420 mm f4.
Met een 1.7 converter is het verlies 1.5 stop (510 mm f4.8). Met een 2x converter 2 volle stops (600 mm f5.6).
Een 300 mm lens met 2x converter heeft lichtsterkte 5.6
Een 600 mm lens zonder converter heeft lichtsterkte 4. Dat is twee keer zo lichtsterk, maar ook 1.5 kg zwaarder, een stuk lomper en zo'n 2000 euro duurder.
Bovendien mag een 300 mm 2.8 lens nog mee in de handbagage in het vliegtuig, is nog uit de hand te gebruiken, en is zonder converter ook nog als 300 mm lens bruikbaar! De keuze lijkt eenvoudig.

Maar er is meer. Als je een 300 mm 2.8 met een 2x converter gebruikt, zoals ik doe, kun je op diafragma 5.6 met goed fatsoen geen foto maken. Er moet nog gediafragmeerd worden, bij voorkeur naar minimaal f8 voor een goede scherpte. Ten opzichte van de zo duur verkregen 2.8 lichtsterkte wordt 75% ingeleverd door er een teleconverter op te schroeven, dat is enorm!
Die 600 mm lens werkt wel goed op f4. Kijk voor een vergelijk eens op de volgende site. Dit zijn wel extreme details waar je hier naar kijkt, maar toch maakt dit duidelijk wat een converter doet met de scherpte van je lens. Deze site is makkelijk om te simuleren wat een goede scherpte gaat opleveren. Zo heb ik uitgezocht dat mijn lens met een 2x converter op minimaal f8 moet staan (en niet op f5.6). En met een 1.4 converter op f5.6 (en niet op f4). Houd er wel rekening mee dat de scherpteresultaten op de site berekend zijn, in werkelijkheid zal het toch weer net iets anders zijn.
Het is ook goed te realiseren dat geen enkele lens op het maximale diafragma erg scherp is. Mijn 300 2.8 knijp ik altijd een beetje af, als is het maar naar 3.3, dat scheelt al.

Deze site is tevens bruikbaar om lenzen te vergelijken en te testen zonder er vele duizenden euro's tegenaan te hoeven gooien. Ook vergelijkingen tussen merken worden zo makkelijk.


Hierboven een Zwarte Ruiter, gefotografeerd met de 300 mm 2.8 en 2x TC III op diafragma 5.6 (ISO 250, 1/1000e sec.). Ik vind het zeker geen slecht plaatje, maar de absolute scherpte ontbreekt.


Deze krombekstrandloper is op f/8 geschoten: een scherper plaatje (ISO 400, 1/750e sec.). Als je het verschil niet ziet: kijk naar de details in de veren. Hij stond ook dichterbij, maar is ook een stuk kleiner, ik denk dat het een eerlijk vergelijk is.

Tenslotte de vraag is een converter al dat gedoe wel waard? Je levert 75% v/d snelheid van je lens in en betaalt daar ook nog voor. Veel fotografen, zeker vogelfotografen gaan overstag "om de vogels zo dichterbij te kunnen halen". Dat is echter een illusie! Je haalt de vogels helemaal niet dichterbij, ze komen groter in beeld en dat is heel iets anders. Er zit nog steeds veel lucht tussen de lens en het object, met daarin luchtvervuiling en mogelijke trillingen in geval van hete lucht. Die vogel op 100 meter afstand zal dus ongeacht de lens nooit ragscherp in beeld komen. Met een langere lens, of lens met converter komt ie wel groter in beeld, maar dat is het dan ook. Wil je een echt goede opname dan zul je dichterbij moeten proberen te komen. Ben je eenmaal dichterbij (ik hou maximaal 30 meter aan voor echt geslaagde foto's) dan wordt het scherp. Zet er dan nog een converter tussen voor nog meer detail:


Afrikaanse Bonte Kwikstaart, op minder dan 8 meter, met 300 mm + 2x TC en diafragma f/8. En deze foto is bewerkt voor internetpublicatie, er zit nog meer detail in.

Samenvattend:
  • kom zelf dichtbij je onderwerp om een goede opname te kunnen maken
  • prime-lenzen zijn beter dan zoom-lenzen
  • een converter haalt je onderwerp niet dichterbij, het komt alleen maar groter op de foto
  • diafragmeer je lens voor meer scherpte, ook zonder converter.
  • diafragmeer nog meer met converter
Veel plezier met deze tips, hopelijk hebben jullie er iets aan.

Robert






maandag 14 november 2011

Neem veel foto's

Hoe krijg ik betere foto's?

Dat is een vraag die veel gesteld wordt en waarschijnlijk worstelt iedere fotograaf ermee.

Er zijn veel dingen die je kunt doen om de kwaliteit van je foto's te verbeteren. Zoals: investeer in betere apparatuur, oefen meer, vraag het een kennis die het al langer doet, ga naar een cursus fotografie, lees een boek met tips geschreven door een bekende fotograaf, lees mijn blog, enzovoort. Alle zaken uit deze opsomming helpen, de een wat meer dan de ander. Zo adviseer ik om het langst te wachten met betere apparatuur aan te schaffen. Een van de zaken die het makkelijkste kan is: neem meer foto's en daar ga ik het vandaag over hebben.

Vroeger, in het analoge tijdperk van de filmrolletjes, ontwikkelen en afdrukken, was een foto maken vrij kostbaar. Nu, in het digitale tijdperk, kost dat bijna niets meer. De tip van de dag is dan ook: maak veel foto's. Het verbaast mij altijd weer als ik een groepje toeristen bij een bezienswaardigheid welgeteld 1 foto zie maken. Als die ene foto niet goed is, wat dan? Je gaat toch niet terug? Maak er dus meer dan een. Veel meer. Te weinig is zonde, teveel is niet erg.

Nu kun je op twee manier veel foto's nemen, nl. slim en zonder er bij na te denken. Dat laatste gebeurt in dit filmpje. Op een slimme manier veel foto's nemen werkt heel anders:
  1. maak een paar foto's en 
  2. kijk vervolgens op het schermpje achterop je camera naar het resultaat. 
  3. bedenk wat je anders had moeten doen en
  4. doe dat vervolgens.
  5. herhaal stap 2 t/m 4 tot je tevreden bent
Denk hierbij ook eens aan het wijzigen van de compositie, andere belichting, ander camerastandpunt, met flits ipv zonder flits en ga door met veranderen totdat je niets meer kunt bedenken. De kans dat er een foto bijzit die boven de middelmaat uitsteekt is zojuist vele malen groter geworden.

Er zitten een paar nadelen aan deze manier van werken. Logischerwijs krijg je zo heel veel foto's. Die moeten wel op je geheugenkaartje passen, maar die zijn zo goedkoop geworden, dat kan het probleem niet zijn. Persoonlijk vind ik het erger dat je die allemaal moet uitsorteren. Als laatste nadeel kan ik noemen dat het sluitermechanisme in de meeste camera's 'slechts' 150.000 kliks meegaat. Voor de goede orde: dat is 100 foto's per dag, iedere dag, ruim 4 jaar lang. Dat lijkt me dus nauwelijks een beperking.

Het uitsorteren is dus het grote nadeel. Bijvoorbeeld: ik ben op fotoreis geweest naar Malawi en heb daar circa 8000 foto's gemaakt. Hiervan heb ik er ter plaatse 's avonds al veel weggegooid en ik kwam met ongeveer 4000 foto's thuis. Wees echter voorzichtig met het beoordelen van foto's op basis van het kleine beeldschermpje. Als je zeker bent weggooien, anders niet.
Van deze 4000 gingen er al vrij snel nog eens 3000 de digitale prullenbak in, maar die heb ik allemaal op de computer bekeken. 1000 over, nog steeds veel, maar nu wordt het lastig. Ik probeer van alles wat ik heb vastgelegd de 2 beste foto's over te houden. Vervolgens begint de fase van het bewerken van de foto's. In mijn voorbeeld heb ik 127 foto's nabewerkt, dat wil zeggen dat ik er tussen de 1 en de 2  van iedere 100 opnames heb overgehouden. Bij vogelfotografie een vrij normale score, maar ook bij model- en straatfotografie is dit redelijk gangbaar. 127 is niet veel als je uitgaat van 8000, maar bezoek wil niet 127 foto's van je reis zien, zeker niet als daarvan 125 met vogels zijn. Maak dus een topselectie van 10 stuks en je bent klaar. Deze 10 zouden als het een beetje klopt allemaal een hoog wauw-gehalte moeten hebben.

Tot een volgende blog,

Robert



donderdag 10 november 2011

Duurtest

Ik heb de smaak te pakken: het vierde blog in vier dagen. Dit keer niet over fotografie, maar over de apparatuur: hoe stevig zijn de moderne camera's? Het zou te ver gaan en te duur worden om dat zelf te gaan testen, bovendien is het al gedaan, dus met dank aan de jongens en meisjes van www.digitalrev.com, hierbij de links naar hun video's op Youtube. In het Engels, maar dat zal geen probleem zijn, bovendien spreken de beelden voor zich.

Blijven kijken: het wordt gekker en gekker. Geniet, leer, sta versteld en wees zelf toch maar heeeeel zuinig op je eigen camera!

Deel 1

Deel 2

Tot de volgende keer, Robert

woensdag 9 november 2011

Belichten

Niveau: gevorderde
Belichten, bibliotheken zijn erover volgeschreven. Vandaag een korte uitleg over wat het is, de techniek erachter en hoe je ermee om moet gaan. En een voorbeeld hoe het niet moet!

Wat is 't?
Het kan twee dingen zijn: 1. belichten van een onderwerp met lampen en/of flitsers. 2. de belichtingsopties op de camera zo instellen dat het onderwerp er zo goed mogelijk opstaat. Ik heb het hier over het laatste van de twee.

Welke techniek zit erachter?
als je met de camera op een onderwerp richt kaatst er licht van dat onderwerp op de beeldchip in je camera. Dit licht wordt doorgemeten door de camera en de camera stelt zich hierop in. De truc is, dat de camera van een gemiddelde waarde uitgaat, hij verwacht een gemiddeld beeld en zal zich dan ook zo instellen. Dit is ook logisch, de camera moet toch iets? En meestal is dat ook goed, maar niet altijd!
Wat zal er gebeuren, als je iets probeert te fotograferen dat voornamelijk heel licht van kleur is, zoals bijvoorbeeld witte vogels? Je raadt het al: dat gaat niet goed. De camera, met z'n gemiddelde instelling meet het beeld, ziet wel een lichte vogel, maar ook een donkere achtergrond, middelt dat en hop: het beeld wordt té licht. Gevolg is dat de vogel zgn. uitgebeten wit vertoont wat wil zeggen dat er geen enkele doortekening meer inzit, het is een wit vlak geworden. Hier een voorbeeld:


Deze steenloper zat heerlijk te badderen wat een spectaculair beeld oplevert met rondvliegende waterdruppels. De vogel is voornamelijk wit, de achtergrond is vooral donker. Hoewel het een mooi plaatje oplevert is de vogel uitgebeten wit. Leuke foto, maar geen hele goede foto en dat is balen als je hiervoor een heleboel moeite hebt gedaan en er thuis pas achterkomt. Zoals ik.

Hoe ga je ermee om?
Het makkelijkste is om de belichtingsinstelling te wijzigen. Je kunt op bijna iedere camera, ook de compactcameraatjes, de belichting instellen middels de +/- knop. Pak desnoods die handleiding er toch nog even bij. Een van de grote voordelen van digitale fotografie is dat het resultaat van je inspanningen direct zichtbaar zijn. Dus als je op het schermpje ziet dat het uitgebeten wit is geworden, dan moet je iets onderbelichten (- dus), dan wordt de foto gemiddeld iets donkerder, net zolang totdat er detail in het wit zit.
Omgekeerd is ook waar: een zwarte kraai op een hagelwit strand: overbelichten! Anders wordt het geheid een zwarte vlek.

Kan ik nog meer doen?
Ja, dat kan, maar alleen met de wat serieuzere camera. Het heet RAW. Achtergrond: als je dit niet gebruikt gebeurt het volgende: je maakt een foto, de camera analyseert het beeld, zal dit zelf gemiddeld bewerken (beetje contrast verhogen, kleur bijstellen, beeld verlevendigen, verscherpen, enzovoort) en het resultaat op je geheugenkaart wegschrijven als JPEG (extensie: .jpg). Nogmaals: meestal doet de camera het goed, maar als het onderwerp extreem licht of donker is gaat het fout. Dit is allemaal niet zo'n groot probleem, maar als je in JPEG foto's maakt gooit de camera na het zelf bewerken alle niet gebruikte informatie weg. En dat is veel, zo ongeveer de helft. Zonde natuurlijk. Voordeel is wel dat er meer foto's op je geheugenkaart passen.
Als je de camera instelt op RAW (.CR2 extensies bij Canon, NEF bij Nikon) dan wordt er niets bewerkt en niets weggegooid. Alle informatie blijft beschikbaar. Groot nadeel: je kunt niets met RAW-bestanden, deze moet je verder bewerken in daarvoor bestemde software zoals Capture NX2 van Nikon, of Paint Shop Pro, of, de bekendste: Photoshop van Adobe. Het is dus veel meer werk, maar je kunt er ook veel mee. Photoshop bevat bijvoorbeeld een herstelmogelijkheid (recovery slider) waarmee je verloren gegaan detail terug kunt halen, het is net toveren. Dit gaat best ver, maar er zitten grenzen aan, bij sommige foto's, zoals de steenloper hierboven, is het wit zó uitgebeten dat er geen redden meer aan is, ook al is dit een RAW-opname. Onderstaand een voorbeeld van wat nog net goed ging:


De linkervleugel van deze ralreiger was puur wit geworden, maar na wat Photoshopmagie zit er weer doortekening in het verenkleed. Voor de kenners: de linkervleugel heb ik 4 stops onderbelicht, dat is extreem, maar het werkt, nog net.

Beter is natuurlijk om goed te belichten en Photoshop niet nodig te hebben. Maar soms is er plotseling iets moois te zien en is er geen tijd om allerhande instellingen te gaan aanpassen, zoals bij deze reiger.

Tenslotte: wat moet je doen bij een zwart/witte vogel? En die zijn er veel! Bijvoorbeeld: kieviten, meerkoeten, de meeste meeuwensoorten, zwanen en ooievaars. Om heel eerlijk te zijn: dat lukt niet. Althans, niet zolang de zon er lekker op schijnt. Dan wordt de foto of onder- of overbelicht of allebei tegelijk. De huidige camera's hebben niet een dermate groot dyamisch bereik dat ze hiermee om kunnen gaan. De enige oplossing dan is wachten op minder licht. Bewolking, dat filtert enorm veel zonlicht weg, of nog beter: het licht van de opkomende of ondergaande zon, dat is veel minder krachtig en ook nog warmer van kleur waardoor de foto's sowieso al mooier worden.


Deze lepelaar toont zowel in de witte als in de zwarte delen veel detail. Hij is midden overdag gemaakt dus het was hier bewolkt wat ook te zien is aan de afwezigheid van een schaduw. Voor veel vogelfotografen is (sluier)bewolking een zegen!

Ik heb nu het verhaal toegespitst op vogels, maar het geldt natuurlijk voor alle vormen van fotografie.

Samenvattend, de tips van de dag:

  1. blijf kijken naar de de foto's die je genomen hebt. Zodra je details mist ga je onder- en overbelichten. Ook op compactcamera's.
  2. Indien mogelijk: maak alle foto's in RAW. Dit levert meer werk op, maar ook veel meer vrijheid en het is het echt waard. Veel camera's kunnen zelfs alle foto's als JPEG én als RAW opslaan, dan heb je het beste van 2 werelden, kost alleen meer geheugenruimte. Bovendien biedt fotograferen in RAW meer voordelen, maar die zijn voor later.
Tot de volgende keer, Robert

dinsdag 8 november 2011

Nachtfotografie

No flash, please!

gisteren voor het eerst een blog geschreven en al direct wat volgers en enthousiaste reacties, leuk! Ik ga mijn best doen om er weer iets leuks van te maken.

Gisteravond ben ik het centrum van Eindhoven ingetrokken waar het jaarlijkse GLOW-festival aan de gang is. Dit gratis toegankelijke evenement wordt inmiddels voor de zevende keer gehouden en vorig jaar waren er ondanks het zeer slechte weer 250 duizend bezoekers. Maar wat is 't? Door middel van grote projectoren en andere lichtbronnen (LED's, gloeilampen, TL-balken: alles kan) wordt lichtkunst gemaakt. De ene keer is dat een hele eigen creatie, de andere keer wordt een bestaand gebouw gebruikt om iets op te projecteren. Sommige objecten zijn grappig, andere mooi en weer andere zijn ronduit spectaculair. Voor de fotograaf is dit een buitenkans!

Maar het levert ook een fotografisch probleem op: voor fotografie is licht nodig en hoewel het object iets met licht heeft, is het verder vooral heel erg donker. Hoe lost de gemiddelde hobbyfotograaf dat op? Jawel, flitsen! Dat ding zit er niet voor niets op, toch?

Bij deze een pleidooi om goed na te denken of je moet flitsen. Een flitser heeft altijd een beperkt bereik. Bij kleinere camera's is dit een paar meter. Bij grote zgn. reportageflitsers voor op een spiegelreflexcamera is dit natuurlijk meer, maar dan nog maar 30-60 meter. Wat schetst mijn verbazing gisteravond? Ik heb denk ik wel honderd mensen gezien die een heel groot gebouw, ver weg, willen fotograferen met flits. En ja, ook mensen met dure spiegelreflexcamera's! Kansloos, mission impossible.


Hier weer twee foto's die in elkaar geschoven zijn. De linkerhelft is zonder flitser gemaakt, de rechterhelft met. Aan de rechterzijde zijn de eerste lampenkappen nog zichtbaar, daarna is alles te donker. In de linkerhelft zit veel meer diepte en een prettigere sfeer.

Hoe moet het dan wel? Camera op statief, flitser uit (kan op ieder toestel) en een lange sluitertijd kiezen. Op de betere camera's kan dit allemaal ingesteld worden, maar een instapcamera zal bij gebrek aan flitslicht zelf een langere sluitertijd kiezen, prima dus. Dat statief is om trilling te vookomen. Het is niet mogelijk om een camera een seconde helemaal stil te houden. De truc zit in het woordje 'helemaal'. Als je het helemaal goed wilt doen mag je de ontspanknop niet eens aanraken, want dat veroorzaakt ook trilling. Dit is op te lossen met een afstandbediening, voor rond de 3 euro te koop via internet. Met een compactcamera werkt dit niet, maar dan maar heel voorzichtig het knopje induwen.

"Ja", hoor ik nu mensen protesteren, "dat is makkelijk gezegd, en wat nu als er beweging is? Die lampekappen hangen mooi stil. Wat nu als er beweging is, het is donker en ik wil niet flitsen, wat dan?" In dat geval kun je alleen nog de ISO-waarde omhoog draaien. Hiermee regel je de lichtgevoeligheid van de sensor.


Deze ballonnen zaten aan een snoer en hadden een totale lengte van ca. 100 meter. Dit bewoog enorm in de wind. Toch heb ik niet geflitst, dan zou je alleen de eerste paar balonnen goed hebben kunnen zien. Ik heb de ISO verhoogd naar 800, 4 keer zoveel als normaal, waardoor ik een veel snellere sluitertijd (1/15e seconde) kon gebruiken. En een statief heeft natuurlijk geen zin als die ballonnen zo bewegen. ISO-instellingen zitten ook op iedere compactcamera die ik heb gezien, dus iedereen kan dit. Iedere fotograaf met verstand van zaken zal zeggen dat ISO verhogen ook betekent meer ruis in je opname, dat klopt, maar liever een geslaagde opname met meer ruis dan een ruisvrij bewogen beeld, toch?

Tenslotte: wat nu als je toch een veel kortere sluitertijd nodig hebt? Bijvoorbeeld een sporter die je mooi scherp wilt vastleggen, maar er is weinig licht, zoals in veel sporthallen. Er zijn diverse opties:
  1. Koop een snellere lens, één die heel lichtgevoelig is. Dit is erg duur (denk aan minimaal 1000 euro plus, ga desnoods voor tweedehands). Deze lenzen zijn doorgaans 4 keer zo snel, is dat genoeg? Vaak niet, maar het helpt wel.
  2. Ga toch flitsen! Als je een sporter wilt bevriezen in zijn/haar beweging, dan kan dat perfect d.m.v. flits. Bij officiële wedstrijden mag dit echter niet: het leidt de sporters af.
  3. Als je bij een professionele wedstrijd zit waar ook TV-opnamen gemaakt worden is er vaak veel meer verlichting, want TV camera's hebben ook licht nodig. Maar als het je eigen kind is ergens op een achterafveldje, vergeet het dan maar.
  4. Kom dichterbij. Veel lenzen zijn lichtgevoeliger op de korte afstand, dus hier kun je wat mee winnen.
  5. Net als met de ballonnen: verhoog de ISO. Nog hoger dus. Spiegelreflexcamera's gaan hier veel verder in dan compactcamera's, ISO 3200 is standaard, maar vaak kan het nog veel gekker.
Wat doen professionals? Al de bovenstaande punten samen, en dan een zo laag mogelijke ISO-waarde kiezen waarmee de foto toch slaagt.

Nou, aan de slag ermee! Vanavond wil ik geen zinloos geflits meer zien bij Glow.

Glow 2011 vindt plaats van 5 t/m 12 November in het centrum van Eindhoven. Kijk op www.gloweindhoven.nl voor meer details.

Tot de volgende keer, Robert